Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Gerieven (to oblige) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gerief
gerieft
gerieft
gerieven
gerieven
gerieven
Present perfect tense
heb geriefd
hebt geriefd
heeft geriefd
hebben geriefd
hebben geriefd
hebben geriefd
Past tense
geriefde
geriefde
geriefde
geriefden
geriefden
geriefden
Future tense
zal gerieven
zult gerieven
zal gerieven
zullen gerieven
zullen gerieven
zullen gerieven
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou gerieven
zou gerieven
zou gerieven
zouden gerieven
zouden gerieven
zouden gerieven
Subjunctive mood
gerieve
gerieve
gerieve
gerieve
gerieve
gerieve
Past perfect tense
had geriefd
had geriefd
had geriefd
hadden geriefd
hadden geriefd
hadden geriefd
Future perf.
zal geriefd hebben
zal geriefd hebben
zal geriefd hebben
zullen geriefd hebben
zullen geriefd hebben
zullen geriefd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geriefd hebben
zou geriefd hebben
zou geriefd hebben
zouden geriefd hebben
zouden geriefd hebben
zouden geriefd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
gerief
gerieft

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gelieven
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'oblige':

None found.