Fulmineren (to junket) conjugation

Dutch

Conjugation of fulmineren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fulmineer
I junket
fulmineert
you junket
fulmineert
he/she/it junkets
fulmineren
we junket
fulmineren
you all junket
fulmineren
they junket
Present perfect tense
heb gefulmineerd
I have junketed
hebt gefulmineerd
you have junketed
heeft gefulmineerd
he/she/it has junketed
hebben gefulmineerd
we have junketed
hebben gefulmineerd
you all have junketed
hebben gefulmineerd
they have junketed
Past tense
fulmineerde
I junketed
fulmineerde
you junketed
fulmineerde
he/she/it junketed
fulmineerden
we junketed
fulmineerden
you all junketed
fulmineerden
they junketed
Future tense
zal fulmineren
I will junket
zult fulmineren
you will junket
zal fulmineren
he/she/it will junket
zullen fulmineren
we will junket
zullen fulmineren
you all will junket
zullen fulmineren
they will junket
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fulmineren
I would junket
zou fulmineren
you would junket
zou fulmineren
he/she/it would junket
zouden fulmineren
we would junket
zouden fulmineren
you all would junket
zouden fulmineren
they would junket
Subjunctive mood
fulminere
I junket
fulminere
you junket
fulminere
he/she/it junket
fulminere
we junket
fulminere
you all junket
fulminere
they junket
Past perfect tense
had gefulmineerd
I had junketed
had gefulmineerd
you had junketed
had gefulmineerd
he/she/it had junketed
hadden gefulmineerd
we had junketed
hadden gefulmineerd
you all had junketed
hadden gefulmineerd
they had junketed
Future perf.
zal gefulmineerd hebben
I will have junketed
zal gefulmineerd hebben
you will have junketed
zal gefulmineerd hebben
he/she/it will have junketed
zullen gefulmineerd hebben
we will have junketed
zullen gefulmineerd hebben
you all will have junketed
zullen gefulmineerd hebben
they will have junketed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefulmineerd hebben
I would have junketed
zou gefulmineerd hebben
you would have junketed
zou gefulmineerd hebben
he/she/it would have junketed
zouden gefulmineerd hebben
we would have junketed
zouden gefulmineerd hebben
you all would have junketed
zouden gefulmineerd hebben
they would have junketed
Du
Ihr
Imperative mood
fulmineer
junket
fulmineert
junket

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

culmineren
culminate

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

exploderen
explode
fiscaliseren
tax relief
formaliseren
formalize
foutparkeren
do
frankeren
frank
frictioneren
do
fronselen
do
fuiven
junket
functioneren
function
gareren
yarn

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'junket':

None found.
Learning languages?