Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Frictioneren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
frictioneer
frictioneert
frictioneert
frictioneren
frictioneren
frictioneren
Present perfect tense
heb gefrictioneerd
hebt gefrictioneerd
heeft gefrictioneerd
hebben gefrictioneerd
hebben gefrictioneerd
hebben gefrictioneerd
Past tense
frictioneerde
frictioneerde
frictioneerde
frictioneerden
frictioneerden
frictioneerden
Future tense
zal frictioneren
zult frictioneren
zal frictioneren
zullen frictioneren
zullen frictioneren
zullen frictioneren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou frictioneren
zou frictioneren
zou frictioneren
zouden frictioneren
zouden frictioneren
zouden frictioneren
Subjunctive mood
frictionere
frictionere
frictionere
frictionere
frictionere
frictionere
Past perfect tense
had gefrictioneerd
had gefrictioneerd
had gefrictioneerd
hadden gefrictioneerd
hadden gefrictioneerd
hadden gefrictioneerd
Future perf.
zal gefrictioneerd hebben
zal gefrictioneerd hebben
zal gefrictioneerd hebben
zullen gefrictioneerd hebben
zullen gefrictioneerd hebben
zullen gefrictioneerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefrictioneerd hebben
zou gefrictioneerd hebben
zou gefrictioneerd hebben
zouden gefrictioneerd hebben
zouden gefrictioneerd hebben
zouden gefrictioneerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
frictioneer
frictioneert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

fractioneren
do
functioneren
function

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.