Festonneren (to festoon) conjugation

Dutch

Conjugation of festonneren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
festonneer
I festoon
festonneert
you festoon
festonneert
he/she/it festoons
festonneren
we festoon
festonneren
you all festoon
festonneren
they festoon
Present perfect tense
heb gefestonneerd
I have festooned
hebt gefestonneerd
you have festooned
heeft gefestonneerd
he/she/it has festooned
hebben gefestonneerd
we have festooned
hebben gefestonneerd
you all have festooned
hebben gefestonneerd
they have festooned
Past tense
festonneerde
I festooned
festonneerde
you festooned
festonneerde
he/she/it festooned
festonneerden
we festooned
festonneerden
you all festooned
festonneerden
they festooned
Future tense
zal festonneren
I will festoon
zult festonneren
you will festoon
zal festonneren
he/she/it will festoon
zullen festonneren
we will festoon
zullen festonneren
you all will festoon
zullen festonneren
they will festoon
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou festonneren
I would festoon
zou festonneren
you would festoon
zou festonneren
he/she/it would festoon
zouden festonneren
we would festoon
zouden festonneren
you all would festoon
zouden festonneren
they would festoon
Subjunctive mood
festonnere
I festoon
festonnere
you festoon
festonnere
he/she/it festoon
festonnere
we festoon
festonnere
you all festoon
festonnere
they festoon
Past perfect tense
had gefestonneerd
I had festooned
had gefestonneerd
you had festooned
had gefestonneerd
he/she/it had festooned
hadden gefestonneerd
we had festooned
hadden gefestonneerd
you all had festooned
hadden gefestonneerd
they had festooned
Future perf.
zal gefestonneerd hebben
I will have festooned
zal gefestonneerd hebben
you will have festooned
zal gefestonneerd hebben
he/she/it will have festooned
zullen gefestonneerd hebben
we will have festooned
zullen gefestonneerd hebben
you all will have festooned
zullen gefestonneerd hebben
they will have festooned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefestonneerd hebben
I would have festooned
zou gefestonneerd hebben
you would have festooned
zou gefestonneerd hebben
he/she/it would have festooned
zouden gefestonneerd hebben
we would have festooned
zouden gefestonneerd hebben
you all would have festooned
zouden gefestonneerd hebben
they would have festooned
Du
Ihr
Imperative mood
festonneer
festoon
festonneert
festoon

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bostonneren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'festoon':

None found.
Learning languages?