Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Fabrikeren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fabrikeer
fabrikeert
fabrikeert
fabrikeren
fabrikeren
fabrikeren
Present perfect tense
heb gefabrikeerd
hebt gefabrikeerd
heeft gefabrikeerd
hebben gefabrikeerd
hebben gefabrikeerd
hebben gefabrikeerd
Past tense
fabrikeerde
fabrikeerde
fabrikeerde
fabrikeerden
fabrikeerden
fabrikeerden
Future tense
zal fabrikeren
zult fabrikeren
zal fabrikeren
zullen fabrikeren
zullen fabrikeren
zullen fabrikeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fabrikeren
zou fabrikeren
zou fabrikeren
zouden fabrikeren
zouden fabrikeren
zouden fabrikeren
Subjunctive mood
fabrikere
fabrikere
fabrikere
fabrikere
fabrikere
fabrikere
Past perfect tense
had gefabrikeerd
had gefabrikeerd
had gefabrikeerd
hadden gefabrikeerd
hadden gefabrikeerd
hadden gefabrikeerd
Future perf.
zal gefabrikeerd hebben
zal gefabrikeerd hebben
zal gefabrikeerd hebben
zullen gefabrikeerd hebben
zullen gefabrikeerd hebben
zullen gefabrikeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefabrikeerd hebben
zou gefabrikeerd hebben
zou gefabrikeerd hebben
zouden gefabrikeerd hebben
zouden gefabrikeerd hebben
zouden gefabrikeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
fabrikeer
fabrikeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

fabriceren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

duisteren
do
eren
honor
exhiberen
exercise
expireren
expire
fabelen
do
fabrieken
do
fabuleren
do
fezelen
do
fietskamperen
bicycle camping
fijnslaan
fine strike

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.