Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Emenderen (to emend) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
emendeer
emendeert
emendeert
emenderen
emenderen
emenderen
Present perfect tense
heb geëmendeerd
hebt geëmendeerd
heeft geëmendeerd
hebben geëmendeerd
hebben geëmendeerd
hebben geëmendeerd
Past tense
emendeerde
emendeerde
emendeerde
emendeerden
emendeerden
emendeerden
Future tense
zal emenderen
zult emenderen
zal emenderen
zullen emenderen
zullen emenderen
zullen emenderen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou emenderen
zou emenderen
zou emenderen
zouden emenderen
zouden emenderen
zouden emenderen
Subjunctive mood
emendere
emendere
emendere
emendere
emendere
emendere
Past perfect tense
had geëmendeerd
had geëmendeerd
had geëmendeerd
hadden geëmendeerd
hadden geëmendeerd
hadden geëmendeerd
Future perf.
zal geëmendeerd hebben
zal geëmendeerd hebben
zal geëmendeerd hebben
zullen geëmendeerd hebben
zullen geëmendeerd hebben
zullen geëmendeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëmendeerd hebben
zou geëmendeerd hebben
zou geëmendeerd hebben
zouden geëmendeerd hebben
zouden geëmendeerd hebben
zouden geëmendeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
emendeer
emendeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

agenderen
do
amenderen
amend
spenderen
dedicate

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'emend':

None found.