Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Amenderen (to amend) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
amendeer
amendeert
amendeert
amenderen
amenderen
amenderen
Present perfect tense
heb geamendeerd
hebt geamendeerd
heeft geamendeerd
hebben geamendeerd
hebben geamendeerd
hebben geamendeerd
Past tense
amendeerde
amendeerde
amendeerde
amendeerden
amendeerden
amendeerden
Future tense
zal amenderen
zult amenderen
zal amenderen
zullen amenderen
zullen amenderen
zullen amenderen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou amenderen
zou amenderen
zou amenderen
zouden amenderen
zouden amenderen
zouden amenderen
Subjunctive mood
amendere
amendere
amendere
amendere
amendere
amendere
Past perfect tense
had geamendeerd
had geamendeerd
had geamendeerd
hadden geamendeerd
hadden geamendeerd
hadden geamendeerd
Future perf.
zal geamendeerd hebben
zal geamendeerd hebben
zal geamendeerd hebben
zullen geamendeerd hebben
zullen geamendeerd hebben
zullen geamendeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geamendeerd hebben
zou geamendeerd hebben
zou geamendeerd hebben
zouden geamendeerd hebben
zouden geamendeerd hebben
zouden geamendeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
amendeer
amendeert

Examples of amenderen

Example in DutchTranslation in English
U heeft toch wel de ministeriële handleiding over p.o. Gelezen... geamendeerd in januari '83?I assume you read the department's manual on preventative maintenance... as amended in January of '83.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

agenderen
do
emenderen
emend
spenderen
dedicate

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'amend':

None found.