Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Dispenseren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
dispenseer
dispenseert
dispenseert
dispenseren
dispenseren
dispenseren
Present perfect tense
heb gedispenseerd
hebt gedispenseerd
heeft gedispenseerd
hebben gedispenseerd
hebben gedispenseerd
hebben gedispenseerd
Past tense
dispenseerde
dispenseerde
dispenseerde
dispenseerden
dispenseerden
dispenseerden
Future tense
zal dispenseren
zult dispenseren
zal dispenseren
zullen dispenseren
zullen dispenseren
zullen dispenseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dispenseren
zou dispenseren
zou dispenseren
zouden dispenseren
zouden dispenseren
zouden dispenseren
Subjunctive mood
dispensere
dispensere
dispensere
dispensere
dispensere
dispensere
Past perfect tense
had gedispenseerd
had gedispenseerd
had gedispenseerd
hadden gedispenseerd
hadden gedispenseerd
hadden gedispenseerd
Future perf.
zal gedispenseerd hebben
zal gedispenseerd hebben
zal gedispenseerd hebben
zullen gedispenseerd hebben
zullen gedispenseerd hebben
zullen gedispenseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedispenseerd hebben
zou gedispenseerd hebben
zou gedispenseerd hebben
zouden gedispenseerd hebben
zouden gedispenseerd hebben
zouden gedispenseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
dispenseer
dispenseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

dispergeren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.