Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Dichtlopen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
loop dicht
loopt dicht
loopt dicht
lopen dicht
lopen dicht
lopen dicht
Present perfect tense
heb dichtgelopen
hebt dichtgelopen
heeft dichtgelopen
hebben dichtgelopen
hebben dichtgelopen
hebben dichtgelopen
Past tense
liep dicht
liep dicht
liep dicht
liepen dicht
liepen dicht
liepen dicht
Future tense
zal dichtlopen
zult dichtlopen
zal dichtlopen
zullen dichtlopen
zullen dichtlopen
zullen dichtlopen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dichtlopen
zou dichtlopen
zou dichtlopen
zouden dichtlopen
zouden dichtlopen
zouden dichtlopen
Subjunctive mood
lope dicht
lope dicht
lope dicht
lope dicht
lope dicht
lope dicht
Past perfect tense
had dichtgelopen
had dichtgelopen
had dichtgelopen
hadden dichtgelopen
hadden dichtgelopen
hadden dichtgelopen
Future perf.
zal dichtgelopen hebben
zal dichtgelopen hebben
zal dichtgelopen hebben
zullen dichtgelopen hebben
zullen dichtgelopen hebben
zullen dichtgelopen hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou dichtgelopen hebben
zou dichtgelopen hebben
zou dichtgelopen hebben
zouden dichtgelopen hebben
zouden dichtgelopen hebben
zouden dichtgelopen hebben
Present bijzin tense
dichtloop
dichtloopt
dichtloopt
dichtlopen
dichtlopen
dichtlopen
Past bijzin tense
dichtliep
dichtliep
dichtliep
dichtliepen
dichtliepen
dichtliepen
Future bijzin tense
zal dichtlopen
zult dichtlopen
zal dichtlopen
zullen dichtlopen
zullen dichtlopen
zullen dichtlopen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou dichtlopen
zou dichtlopen
zou dichtlopen
zouden dichtlopen
zouden dichtlopen
zouden dichtlopen
Subjunctive bijzin mood
dichtlope
dichtlope
dichtlope
dichtlope
dichtlope
dichtlope
Du
Ihr
Imperative mood
loop dicht
loopt dicht

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

wachtlopen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

denivelleren
denigrate
deporteren
deport
depreciëren
dab
desinfecteren
disinfect
detacheren
do
dichtlakken
lacquer close
dichtmaken
shut
dichtnaaien
sew together
dicteren
dictate
diepgaan
thoroughgo

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.