Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Degusteren (to taste) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
degusteer
degusteert
degusteert
degusteren
degusteren
degusteren
Present perfect tense
heb gedegusteerd
hebt gedegusteerd
heeft gedegusteerd
hebben gedegusteerd
hebben gedegusteerd
hebben gedegusteerd
Past tense
degusteerde
degusteerde
degusteerde
degusteerden
degusteerden
degusteerden
Future tense
zal degusteren
zult degusteren
zal degusteren
zullen degusteren
zullen degusteren
zullen degusteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou degusteren
zou degusteren
zou degusteren
zouden degusteren
zouden degusteren
zouden degusteren
Subjunctive mood
degustere
degustere
degustere
degustere
degustere
degustere
Past perfect tense
had gedegusteerd
had gedegusteerd
had gedegusteerd
hadden gedegusteerd
hadden gedegusteerd
hadden gedegusteerd
Future perf.
zal gedegusteerd hebben
zal gedegusteerd hebben
zal gedegusteerd hebben
zullen gedegusteerd hebben
zullen gedegusteerd hebben
zullen gedegusteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedegusteerd hebben
zou gedegusteerd hebben
zou gedegusteerd hebben
zouden gedegusteerd hebben
zouden gedegusteerd hebben
zouden gedegusteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
degusteer
degusteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

desisteren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

contesteren
contemplate
dazen
do
debrayeren
do
decideren
decide
declasseren
declaim
degraderen
degrade
dehydrateren
dehydrate
dekken
cover
demoduleren
demodulate
deodoriseren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'taste':

None found.