Deflecteren (to deflect) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of deflecteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
deflecteer
I deflect
deflecteert
you deflect
deflecteert
he/she/it deflects
deflecteren
we deflect
deflecteren
you all deflect
deflecteren
they deflect
Present perfect tense
heb gedeflecteerd
I have deflected
hebt gedeflecteerd
you have deflected
heeft gedeflecteerd
he/she/it has deflected
hebben gedeflecteerd
we have deflected
hebben gedeflecteerd
you all have deflected
hebben gedeflecteerd
they have deflected
Past tense
deflecteerde
I deflected
deflecteerde
you deflected
deflecteerde
he/she/it deflected
deflecteerden
we deflected
deflecteerden
you all deflected
deflecteerden
they deflected
Future tense
zal deflecteren
I will deflect
zult deflecteren
you will deflect
zal deflecteren
he/she/it will deflect
zullen deflecteren
we will deflect
zullen deflecteren
you all will deflect
zullen deflecteren
they will deflect
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou deflecteren
I would deflect
zou deflecteren
you would deflect
zou deflecteren
he/she/it would deflect
zouden deflecteren
we would deflect
zouden deflecteren
you all would deflect
zouden deflecteren
they would deflect
Subjunctive mood
deflectere
I deflect
deflectere
you deflect
deflectere
he/she/it deflect
deflectere
we deflect
deflectere
you all deflect
deflectere
they deflect
Past perfect tense
had gedeflecteerd
I had deflected
had gedeflecteerd
you had deflected
had gedeflecteerd
he/she/it had deflected
hadden gedeflecteerd
we had deflected
hadden gedeflecteerd
you all had deflected
hadden gedeflecteerd
they had deflected
Future perf.
zal gedeflecteerd hebben
I will have deflected
zal gedeflecteerd hebben
you will have deflected
zal gedeflecteerd hebben
he/she/it will have deflected
zullen gedeflecteerd hebben
we will have deflected
zullen gedeflecteerd hebben
you all will have deflected
zullen gedeflecteerd hebben
they will have deflected
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedeflecteerd hebben
I would have deflected
zou gedeflecteerd hebben
you would have deflected
zou gedeflecteerd hebben
he/she/it would have deflected
zouden gedeflecteerd hebben
we would have deflected
zouden gedeflecteerd hebben
you all would have deflected
zouden gedeflecteerd hebben
they would have deflected
Du
Ihr
Imperative mood
deflecteer
deflect
deflecteert
deflect

Examples of deflecteren

Example in DutchTranslation in English
Gelukkig wist je nog dat hun schilden deflecteren in verhouding tot de kinetische energie die je erop afstuurt.Good thing you remembered their shield's deflection... ..is directly proportional to the kinetic energy directed at it.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

reflecteren
reflect

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

contraveniëren
do
convergeren
do
de-escaleren
deescalate
decompileren
decompile
deconstrueren
deconstruct
defenderen
participate
definiëren
define
defloreren
deflect
deformeren
deflect
demarreren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'deflect':

None found.
Learning languages?