Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Declareren (to declaim) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
declareer
declareert
declareert
declareren
declareren
declareren
Present perfect tense
heb gedeclareerd
hebt gedeclareerd
heeft gedeclareerd
hebben gedeclareerd
hebben gedeclareerd
hebben gedeclareerd
Past tense
declareerde
declareerde
declareerde
declareerden
declareerden
declareerden
Future tense
zal declareren
zult declareren
zal declareren
zullen declareren
zullen declareren
zullen declareren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou declareren
zou declareren
zou declareren
zouden declareren
zouden declareren
zouden declareren
Subjunctive mood
declarere
declarere
declarere
declarere
declarere
declarere
Past perfect tense
had gedeclareerd
had gedeclareerd
had gedeclareerd
hadden gedeclareerd
hadden gedeclareerd
hadden gedeclareerd
Future perf.
zal gedeclareerd hebben
zal gedeclareerd hebben
zal gedeclareerd hebben
zullen gedeclareerd hebben
zullen gedeclareerd hebben
zullen gedeclareerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedeclareerd hebben
zou gedeclareerd hebben
zou gedeclareerd hebben
zouden gedeclareerd hebben
zouden gedeclareerd hebben
zouden gedeclareerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
declareer
declareert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

declameren
declaim
declineren
declaim

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'declaim':

None found.