Dagdromen (to daydream) conjugation

Dutch
14 examples

Conjugation of dagdromen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
dagdroom
I daydream
dagdroomt
you daydream
dagdroomt
he/she/it daydreams
dagdromen
we daydream
dagdromen
you all daydream
dagdromen
they daydream
Present perfect tense
heb gedagdroomd
I have daydreamt
hebt gedagdroomd
you have daydreamt
heeft gedagdroomd
he/she/it has daydreamt
hebben gedagdroomd
we have daydreamt
hebben gedagdroomd
you all have daydreamt
hebben gedagdroomd
they have daydreamt
Past tense
dagdroomde
I daydreamt
dagdroomde
you daydreamt
dagdroomde
he/she/it daydreamt
dagdroomden
we daydreamt
dagdroomden
you all daydreamt
dagdroomden
they daydreamt
Future tense
zal dagdromen
I will daydream
zult dagdromen
you will daydream
zal dagdromen
he/she/it will daydream
zullen dagdromen
we will daydream
zullen dagdromen
you all will daydream
zullen dagdromen
they will daydream
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dagdromen
I would daydream
zou dagdromen
you would daydream
zou dagdromen
he/she/it would daydream
zouden dagdromen
we would daydream
zouden dagdromen
you all would daydream
zouden dagdromen
they would daydream
Subjunctive mood
dagdrome
I daydream
dagdrome
you daydream
dagdrome
he/she/it daydream
dagdrome
we daydream
dagdrome
you all daydream
dagdrome
they daydream
Past perfect tense
had gedagdroomd
I had daydreamt
had gedagdroomd
you had daydreamt
had gedagdroomd
he/she/it had daydreamt
hadden gedagdroomd
we had daydreamt
hadden gedagdroomd
you all had daydreamt
hadden gedagdroomd
they had daydreamt
Future perf.
zal gedagdroomd hebben
I will have daydreamt
zal gedagdroomd hebben
you will have daydreamt
zal gedagdroomd hebben
he/she/it will have daydreamt
zullen gedagdroomd hebben
we will have daydreamt
zullen gedagdroomd hebben
you all will have daydreamt
zullen gedagdroomd hebben
they will have daydreamt
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedagdroomd hebben
I would have daydreamt
zou gedagdroomd hebben
you would have daydreamt
zou gedagdroomd hebben
he/she/it would have daydreamt
zouden gedagdroomd hebben
we would have daydreamt
zouden gedagdroomd hebben
you all would have daydreamt
zouden gedagdroomd hebben
they would have daydreamt
Du
Ihr
Imperative mood
dagdroom
daydream
dagdroomt
daydream

Examples of dagdromen

Example in DutchTranslation in English
"vaak dagdromen, betwist de noodzaak om correct woorden te spellen..."often daydreams, disputes the need to spell words correctly...
'Altijd maar dagdromen als kind...I was a daydreamer.
- Aan het dagdromen?- You daydreaming?
- Ik ben aan het dagdromen, dat is alles.Just daydreaming, that's all.
- Ik zat te dagdromen.Mm-hmm, just daydreaming.
- Je ziet niets. Je kijkt alleen naar je volgende roekeloze dagdroom.The only thing you ever look to is your next swashbuckling bloody daydream.
- Nee, maar het was geen dagdroom.I can't, and it was not a daydream.
-Is dit een dagdroom?-ls this a daydream?
Ah, de tijd voor een ontspannen, gesponsord dagdroom.Ah, time for a relaxing, sponsored daydream.
Als dit je dagdroom is, ga er dan voor.If this is your daydream, get on with the stupid thing.
Dat doen je hersenen als je dagdroomt, of fantasie gebruikt.See this curve? That's what your brain is doing when you daydream. Or perhaps engage in imaginative thought.
En als je nu al dagdroomt over je pensioen, ben je niet geschikt voor dit werk.And if you're already daydreaming about retirement, you're not cut out for this kind of work.
Grayson, ik neem aan dat je dagdroomt over Parijs?Grayson, I assume you're daydreaming about Paris?
Iedereen dagdroomt.Everybody daydreams.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

wegdromen
dream

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'daydream':

None found.
Learning languages?