Daarlaten (to let there) conjugation

Dutch

Conjugation of daarlaten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
laat daar
I let there
laat daar
you let there
laat daar
he/she/it lets there
laten daar
we let there
laten daar
you all let there
laten daar
they let there
Present perfect tense
heb daargelaten
I have let there
hebt daargelaten
you have let there
heeft daargelaten
he/she/it has let there
hebben daargelaten
we have let there
hebben daargelaten
you all have let there
hebben daargelaten
they have let there
Past tense
liet daar
I let there
liet daar
you let there
liet daar
he/she/it let there
lieten daar
we let there
lieten daar
you all let there
lieten daar
they let there
Future tense
zal daarlaten
I will let there
zult daarlaten
you will let there
zal daarlaten
he/she/it will let there
zullen daarlaten
we will let there
zullen daarlaten
you all will let there
zullen daarlaten
they will let there
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou daarlaten
I would let there
zou daarlaten
you would let there
zou daarlaten
he/she/it would let there
zouden daarlaten
we would let there
zouden daarlaten
you all would let there
zouden daarlaten
they would let there
Subjunctive mood
late daar
I let there
late daar
you let there
late daar
he/she/it let there
late daar
we let there
late daar
you all let there
late daar
they let there
Past perfect tense
had daargelaten
I had let there
had daargelaten
you had let there
had daargelaten
he/she/it had let there
hadden daargelaten
we had let there
hadden daargelaten
you all had let there
hadden daargelaten
they had let there
Future perf.
zal daargelaten hebben
I will have let there
zal daargelaten hebben
you will have let there
zal daargelaten hebben
he/she/it will have let there
zullen daargelaten hebben
we will have let there
zullen daargelaten hebben
you all will have let there
zullen daargelaten hebben
they will have let there
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou daargelaten hebben
I would have let there
zou daargelaten hebben
you would have let there
zou daargelaten hebben
he/she/it would have let there
zouden daargelaten hebben
we would have let there
zouden daargelaten hebben
you all would have let there
zouden daargelaten hebben
they would have let there
Present bijzin tense
daarlaat
I let there
daarlaat
you let there
daarlaat
he/she/it lets there
daarlaten
we let there
daarlaten
you all let there
daarlaten
they let there
Past bijzin tense
daarliet
I let there
daarliet
you let there
daarliet
he/she/it let there
daarlieten
we let there
daarlieten
you all let there
daarlieten
they let there
Future bijzin tense
zal daarlaten
I will let there
zult daarlaten
you will let there
zal daarlaten
he/she/it will let there
zullen daarlaten
we will let there
zullen daarlaten
you all will let there
zullen daarlaten
they will let there
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou daarlaten
I would let there
zou daarlaten
you would let there
zou daarlaten
he/she/it would let there
zouden daarlaten
we would let there
zouden daarlaten
you all would let there
zouden daarlaten
they would let there
Subjunctive bijzin mood
daarlate
I let there
daarlate
you let there
daarlate
he/she/it let there
daarlate
we let there
daarlate
you all let there
daarlate
they let there
Du
Ihr
Imperative mood
laat daar
let there
laat daa
let there

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

doorlaten
let through

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

corrumperen
corrupt
creperen
do
cricketen
cricket
croonen
croon
cursiveren
italicize
cyclostyleren
do
dabben
do
damasceren
damask
darren
do
darten
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'let there':

None found.
Learning languages?