Converseren (to converse) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of converseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
converseer
I converse
converseert
you converse
converseert
he/she/it converses
converseren
we converse
converseren
you all converse
converseren
they converse
Present perfect tense
heb geconverseerd
I have conversed
hebt geconverseerd
you have conversed
heeft geconverseerd
he/she/it has conversed
hebben geconverseerd
we have conversed
hebben geconverseerd
you all have conversed
hebben geconverseerd
they have conversed
Past tense
converseerde
I conversed
converseerde
you conversed
converseerde
he/she/it conversed
converseerden
we conversed
converseerden
you all conversed
converseerden
they conversed
Future tense
zal converseren
I will converse
zult converseren
you will converse
zal converseren
he/she/it will converse
zullen converseren
we will converse
zullen converseren
you all will converse
zullen converseren
they will converse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou converseren
I would converse
zou converseren
you would converse
zou converseren
he/she/it would converse
zouden converseren
we would converse
zouden converseren
you all would converse
zouden converseren
they would converse
Subjunctive mood
conversere
I converse
conversere
you converse
conversere
he/she/it converse
conversere
we converse
conversere
you all converse
conversere
they converse
Past perfect tense
had geconverseerd
I had conversed
had geconverseerd
you had conversed
had geconverseerd
he/she/it had conversed
hadden geconverseerd
we had conversed
hadden geconverseerd
you all had conversed
hadden geconverseerd
they had conversed
Future perf.
zal geconverseerd hebben
I will have conversed
zal geconverseerd hebben
you will have conversed
zal geconverseerd hebben
he/she/it will have conversed
zullen geconverseerd hebben
we will have conversed
zullen geconverseerd hebben
you all will have conversed
zullen geconverseerd hebben
they will have conversed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geconverseerd hebben
I would have conversed
zou geconverseerd hebben
you would have conversed
zou geconverseerd hebben
he/she/it would have conversed
zouden geconverseerd hebben
we would have conversed
zouden geconverseerd hebben
you all would have conversed
zouden geconverseerd hebben
they would have conversed
Du
Ihr
Imperative mood
converseer
converse
converseert
converse

Examples of converseren

Example in DutchTranslation in English
Als ik kan zingen tijdens het onderzoek, kan ik ook converseren.If I can sing while inspecting the bones, I can certainly converse.
De brutaliteit. Schieten op een plek waar mensen willen slapen of converseren.Sheer cheek, putting a gun where people of quality might be wishing to sleep or converse.
Dus we gaan converseren, meningen uitwisselen, debatteren.So, we will converse exchange opinions, debate.
Het is een stemsimulator. Mensen die niet kunnen praten kunnen zo met 'n natuurlijke stem converseren.It allows disabled people who can't talk to converse in a natural sounding voice.
Hoe dom van me dat ik dacht om met mijn man... te kunnen converseren.How foolish of me to think that I should be able to converse with my husband.
Eindelijk iemand die converseert boven het niveau van achtjarigen.It's great to finally meet someone who converses above the normal 8-year-old level.
Nou, geconverseerd.Well, conversed.
Ik ben de biografie meester chirurg van Astley Cooper aan het plaatsen naast de memoires van Rousseau sinds ik het waarschijnlijk acht dat zij converseerden in het leven.I am placing the biography of Astley Cooper, master surgeon, next to the memoirs of Rousseau, since I deem it likely they conversed in life.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

convergeren
do
converteren
convert

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'converse':

None found.
Learning languages?