Consummeren (to consummate) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of consummeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
consummeer
I consummate
consummeert
you consummate
consummeert
he/she/it consummates
consummeren
we consummate
consummeren
you all consummate
consummeren
they consummate
Present perfect tense
heb geconsummeerd
I have consummated
hebt geconsummeerd
you have consummated
heeft geconsummeerd
he/she/it has consummated
hebben geconsummeerd
we have consummated
hebben geconsummeerd
you all have consummated
hebben geconsummeerd
they have consummated
Past tense
consummeerde
I consummated
consummeerde
you consummated
consummeerde
he/she/it consummated
consummeerden
we consummated
consummeerden
you all consummated
consummeerden
they consummated
Future tense
zal consummeren
I will consummate
zult consummeren
you will consummate
zal consummeren
he/she/it will consummate
zullen consummeren
we will consummate
zullen consummeren
you all will consummate
zullen consummeren
they will consummate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou consummeren
I would consummate
zou consummeren
you would consummate
zou consummeren
he/she/it would consummate
zouden consummeren
we would consummate
zouden consummeren
you all would consummate
zouden consummeren
they would consummate
Subjunctive mood
consummere
I consummate
consummere
you consummate
consummere
he/she/it consummate
consummere
we consummate
consummere
you all consummate
consummere
they consummate
Past perfect tense
had geconsummeerd
I had consummated
had geconsummeerd
you had consummated
had geconsummeerd
he/she/it had consummated
hadden geconsummeerd
we had consummated
hadden geconsummeerd
you all had consummated
hadden geconsummeerd
they had consummated
Future perf.
zal geconsummeerd hebben
I will have consummated
zal geconsummeerd hebben
you will have consummated
zal geconsummeerd hebben
he/she/it will have consummated
zullen geconsummeerd hebben
we will have consummated
zullen geconsummeerd hebben
you all will have consummated
zullen geconsummeerd hebben
they will have consummated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geconsummeerd hebben
I would have consummated
zou geconsummeerd hebben
you would have consummated
zou geconsummeerd hebben
he/she/it would have consummated
zouden geconsummeerd hebben
we would have consummated
zouden geconsummeerd hebben
you all would have consummated
zouden geconsummeerd hebben
they would have consummated
Du
Ihr
Imperative mood
consummeer
consummate
consummeert
consummate

Examples of consummeren

Example in DutchTranslation in English
'Was u niet in staat het huwelijk te consummeren?"Were you unable to consummate the marriage?"
Nee, maar je hebt geprobeerd deze barkruk te consummeren.No, but you did try to consummate that barstool.
En heb je dit huwelijk geconsummeerd?And you consummated this marriage?
Op deze dag hebben Carol en ik onze relatie geconsummeerd.Today's the day carol and I... ...firstconsummated... ...ourphysicalrelationship.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

consulteren
consult

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'consummate':

None found.
Learning languages?