Coachen (to coach) conjugation

Dutch
27 examples

Conjugation of coachen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
coach
I coach
coacht
you coach
coacht
he/she/it coaches
coachen
we coach
coachen
you all coach
coachen
they coach
Present perfect tense
heb gecoacht
I have coached
hebt gecoacht
you have coached
heeft gecoacht
he/she/it has coached
hebben gecoacht
we have coached
hebben gecoacht
you all have coached
hebben gecoacht
they have coached
Past tense
coachte
I coached
coachte
you coached
coachte
he/she/it coached
coachten
we coached
coachten
you all coached
coachten
they coached
Future tense
zal coachen
I will coach
zult coachen
you will coach
zal coachen
he/she/it will coach
zullen coachen
we will coach
zullen coachen
you all will coach
zullen coachen
they will coach
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou coachen
I would coach
zou coachen
you would coach
zou coachen
he/she/it would coach
zouden coachen
we would coach
zouden coachen
you all would coach
zouden coachen
they would coach
Subjunctive mood
coache
I coach
coache
you coach
coache
he/she/it coach
coache
we coach
coache
you all coach
coache
they coach
Past perfect tense
had gecoacht
I had coached
had gecoacht
you had coached
had gecoacht
he/she/it had coached
hadden gecoacht
we had coached
hadden gecoacht
you all had coached
hadden gecoacht
they had coached
Future perf.
zal gecoacht hebben
I will have coached
zal gecoacht hebben
you will have coached
zal gecoacht hebben
he/she/it will have coached
zullen gecoacht hebben
we will have coached
zullen gecoacht hebben
you all will have coached
zullen gecoacht hebben
they will have coached
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecoacht hebben
I would have coached
zou gecoacht hebben
you would have coached
zou gecoacht hebben
he/she/it would have coached
zouden gecoacht hebben
we would have coached
zouden gecoacht hebben
you all would have coached
zouden gecoacht hebben
they would have coached
Du
Ihr
Imperative mood
coach
coach
coacht
coach

Examples of coachen

Example in DutchTranslation in English
- Co-coachen?- Co-coach?
- Daphne en ik wilde net gaan spelen, als je zin hebt om mee te doen of ons te coachen.- Daphne and I were about to play horse, if you'd care to join us or coach us.
- Dus ik stel voor dat als je een trofee wilt winnen of iets dan zou ik maar met het coachen van een kinderteam beginnen.- So, I strongly suggest... if you want to win yourself a trophy or somethin'... you ought to start coaching yourself a Little League team.
- Een advocaat mag geen getuige coachen, toch?A barrister can't coach a witness, correct?
- Hij wordt knettergek, hij zou hier moeten zijn, wetenschappelijke biologie onderwijzen, het golfteam coachen en een bijdrage leveren, zoals hij wil.He's gonna go crazy. He should be here, teaching AP biology, coaching the golf team and making a contribution, like he wants to.
"Daar is de Oostenrijkse coach.There's the Austrian coach.
"En eindelijk is coach Daniels zo sterk dat hij mijn frons in een glimlach kan drukken."And finally, coach Daniels is so strong, he can bench press my frown into a smile.
"Irwin Beyer, Junior, acting coach.""Irwin Beyer, Junior, acting coach."
"O, coach zag 'm weer""Ooh, coach saw him again"
"T," hij is onze hoofd coach en onze g.M."T," he's our head coach and our G.M. All right, his methods may be a little unorthodox, but he's a proven winner.
- Ik moet zeggen... dat ik een beetje opgewonden was toen ik erachter kwam... dat een voetbal legende mijn zoon coacht.I gotta say, I was a little bit thrilled when I found out I had a soccer great coaching my boy.
20 dollar, zegt ze coacht hen.20 bucks says she coaches them.
Als ik dood ben en jij coacht, moet jij de opstelling maken.When I die and you're coach, you get to make the line up.
Als je coacht op de middelbare school.Can't support a family coaching high school.
Als jij me coacht, kan ik dus in Lake Placid blijven? Ik kan daar toch gaan wonen? - Dat hadden we afgesproken.So if you coach me, I can stay at your camp in Lake Placid like, full-time, like, live there, right?
- Ja, ik heb ze zelf gecoacht.I coached the boys myself.
- Niemand gecoacht me.- Nobody coached me.
- Niet voorbereid, hij was gecoacht.He wasn't prepared, he'd been coached.
- Ryan heeft me gecoacht.Oh, that's okay. Ryan coached me. Ryan?
Bent u gecoacht om dat te zeggen of bent u gewoon bedreven in schijnheilig zijn?Were you coached to say that, or are you just adept at dissembling?
- Denk je dat Bruckmann hem coachte?- You think Bruckmann coached him?
- Hij coachte je?He coached you.
- Toen jij coachte.Which you coached!
-Toen jij coachte.Which you coached! Because you were ill!
Als ik jullie coachte in softbal of basketbal verwachte ik altijd meer dan je best.When I coached you in softball or you boys in hoops,
Ze coachten hun broers om te liegen.They coached their brothers to lie.
Ze waren teamgenoten en coachten voor de Sox.They were team-mates in the minors and coached for the Sox.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

prachen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'coach':

None found.
Learning languages?