Binnenlokken (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of binnenlokken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lok binnen
I do
lokt binnen
you do
lokt binnen
he/she/it does
lokken binnen
we do
lokken binnen
you all do
lokken binnen
they do
Present perfect tense
heb binnengelokt
I have done
hebt binnengelokt
you have done
heeft binnengelokt
he/she/it has done
hebben binnengelokt
we have done
hebben binnengelokt
you all have done
hebben binnengelokt
they have done
Past tense
lokte binnen
I did
lokte binnen
you did
lokte binnen
he/she/it did
lokten binnen
we did
lokten binnen
you all did
lokten binnen
they did
Future tense
zal binnenlokken
I will do
zult binnenlokken
you will do
zal binnenlokken
he/she/it will do
zullen binnenlokken
we will do
zullen binnenlokken
you all will do
zullen binnenlokken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou binnenlokken
I would do
zou binnenlokken
you would do
zou binnenlokken
he/she/it would do
zouden binnenlokken
we would do
zouden binnenlokken
you all would do
zouden binnenlokken
they would do
Subjunctive mood
lokke binnen
I do
lokke binnen
you do
lokke binnen
he/she/it do
lokke binnen
we do
lokke binnen
you all do
lokke binnen
they do
Past perfect tense
had binnengelokt
I had done
had binnengelokt
you had done
had binnengelokt
he/she/it had done
hadden binnengelokt
we had done
hadden binnengelokt
you all had done
hadden binnengelokt
they had done
Future perf.
zal binnengelokt hebben
I will have done
zal binnengelokt hebben
you will have done
zal binnengelokt hebben
he/she/it will have done
zullen binnengelokt hebben
we will have done
zullen binnengelokt hebben
you all will have done
zullen binnengelokt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou binnengelokt hebben
I would have done
zou binnengelokt hebben
you would have done
zou binnengelokt hebben
he/she/it would have done
zouden binnengelokt hebben
we would have done
zouden binnengelokt hebben
you all would have done
zouden binnengelokt hebben
they would have done
Present bijzin tense
binnenlok
I do
binnenlokt
you do
binnenlokt
he/she/it does
binnenlokken
we do
binnenlokken
you all do
binnenlokken
they do
Past bijzin tense
binnenlokte
I did
binnenlokte
you did
binnenlokte
he/she/it did
binnenlokten
we did
binnenlokten
you all did
binnenlokten
they did
Future bijzin tense
zal binnenlokken
I will do
zult binnenlokken
you will do
zal binnenlokken
he/she/it will do
zullen binnenlokken
we will do
zullen binnenlokken
you all will do
zullen binnenlokken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou binnenlokken
I would do
zou binnenlokken
you would do
zou binnenlokken
he/she/it would do
zouden binnenlokken
we would do
zouden binnenlokken
you all would do
zouden binnenlokken
they would do
Subjunctive bijzin mood
binnenlokke
I do
binnenlokke
you do
binnenlokke
he/she/it do
binnenlokke
we do
binnenlokke
you all do
binnenlokke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
lok binnen
do
lokt binnen
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

binnenrukken
invade

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?