Binnenglijden (to glide) conjugation

Dutch

Conjugation of binnenglijden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
glij binnen
I glide
glijdt binnen
you glide
glijdt binnen
he/she/it glides
glijden binnen
we glide
glijden binnen
you all glide
glijden binnen
they glide
Present perfect tense
ben binnengegleden
I have glided
bent binnengegleden
you have glided
is binnengegleden
he/she/it has glided
zijn binnengegleden
we have glided
zijn binnengegleden
you all have glided
zijn binnengegleden
they have glided
Past tense
gleed binnen
I glided
gleed binnen
you glided
gleed binnen
he/she/it glided
gleden binnen
we glided
gleden binnen
you all glided
gleden binnen
they glided
Future tense
zal binnenglijden
I will glide
zult binnenglijden
you will glide
zal binnenglijden
he/she/it will glide
zullen binnenglijden
we will glide
zullen binnenglijden
you all will glide
zullen binnenglijden
they will glide
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou binnenglijden
I would glide
zou binnenglijden
you would glide
zou binnenglijden
he/she/it would glide
zouden binnenglijden
we would glide
zouden binnenglijden
you all would glide
zouden binnenglijden
they would glide
Subjunctive mood
glijde binnen
I glide
glijde binnen
you glide
glijde binnen
he/she/it glide
glijde binnen
we glide
glijde binnen
you all glide
glijde binnen
they glide
Past perfect tense
was binnengegleden
I had glided
was binnengegleden
you had glided
was binnengegleden
he/she/it had glided
waren binnengegleden
we had glided
waren binnengegleden
you all had glided
waren binnengegleden
they had glided
Future perf.
zal binnengegleden zijn
I will have glided
zal binnengegleden zijn
you will have glided
zal binnengegleden zijn
he/she/it will have glided
zullen binnengegleden zijn
we will have glided
zullen binnengegleden zijn
you all will have glided
zullen binnengegleden zijn
they will have glided
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou binnengegleden zijn
I would have glided
zou binnengegleden zijn
you would have glided
zou binnengegleden zijn
he/she/it would have glided
zouden binnengegleden zijn
we would have glided
zouden binnengegleden zijn
you all would have glided
zouden binnengegleden zijn
they would have glided
Present bijzin tense
binnenglij
I glide
binnenglijdt
you glide
binnenglijdt
he/she/it glides
binnenglijden
we glide
binnenglijden
you all glide
binnenglijden
they glide
Past bijzin tense
binnengleed
I glided
binnengleed
you glided
binnengleed
he/she/it glided
binnengleden
we glided
binnengleden
you all glided
binnengleden
they glided
Future bijzin tense
zal binnenglijden
I will glide
zult binnenglijden
you will glide
zal binnenglijden
he/she/it will glide
zullen binnenglijden
we will glide
zullen binnenglijden
you all will glide
zullen binnenglijden
they will glide
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou binnenglijden
I would glide
zou binnenglijden
you would glide
zou binnenglijden
he/she/it would glide
zouden binnenglijden
we would glide
zouden binnenglijden
you all would glide
zouden binnenglijden
they would glide
Subjunctive bijzin mood
binnenglijde
I glide
binnenglijde
you glide
binnenglijde
he/she/it glide
binnenglijde
we glide
binnenglijde
you all glide
binnenglijde
they glide
Du
Ihr
Imperative mood
glij binnen
glide
glijdt binnen
glide

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

binnenglippen
sneak

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'glide':

None found.
Learning languages?