Bijbouwen (to do) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of bijbouwen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bouw bij
I do
bouwt bij
you do
bouwt bij
he/she/it does
bouwen bij
we do
bouwen bij
you all do
bouwen bij
they do
Present perfect tense
heb bijgebouwd
I have done
hebt bijgebouwd
you have done
heeft bijgebouwd
he/she/it has done
hebben bijgebouwd
we have done
hebben bijgebouwd
you all have done
hebben bijgebouwd
they have done
Past tense
bouwde bij
I did
bouwde bij
you did
bouwde bij
he/she/it did
bouwden bij
we did
bouwden bij
you all did
bouwden bij
they did
Future tense
zal bijbouwen
I will do
zult bijbouwen
you will do
zal bijbouwen
he/she/it will do
zullen bijbouwen
we will do
zullen bijbouwen
you all will do
zullen bijbouwen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bijbouwen
I would do
zou bijbouwen
you would do
zou bijbouwen
he/she/it would do
zouden bijbouwen
we would do
zouden bijbouwen
you all would do
zouden bijbouwen
they would do
Subjunctive mood
bouwe bij
I do
bouwe bij
you do
bouwe bij
he/she/it do
bouwe bij
we do
bouwe bij
you all do
bouwe bij
they do
Past perfect tense
had bijgebouwd
I had done
had bijgebouwd
you had done
had bijgebouwd
he/she/it had done
hadden bijgebouwd
we had done
hadden bijgebouwd
you all had done
hadden bijgebouwd
they had done
Future perf.
zal bijgebouwd hebben
I will have done
zal bijgebouwd hebben
you will have done
zal bijgebouwd hebben
he/she/it will have done
zullen bijgebouwd hebben
we will have done
zullen bijgebouwd hebben
you all will have done
zullen bijgebouwd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bijgebouwd hebben
I would have done
zou bijgebouwd hebben
you would have done
zou bijgebouwd hebben
he/she/it would have done
zouden bijgebouwd hebben
we would have done
zouden bijgebouwd hebben
you all would have done
zouden bijgebouwd hebben
they would have done
Present bijzin tense
bijbouw
I do
bijbouwt
you do
bijbouwt
he/she/it does
bijbouwen
we do
bijbouwen
you all do
bijbouwen
they do
Past bijzin tense
bijbouwde
I did
bijbouwde
you did
bijbouwde
he/she/it did
bijbouwden
we did
bijbouwden
you all did
bijbouwden
they did
Future bijzin tense
zal bijbouwen
I will do
zult bijbouwen
you will do
zal bijbouwen
he/she/it will do
zullen bijbouwen
we will do
zullen bijbouwen
you all will do
zullen bijbouwen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou bijbouwen
I would do
zou bijbouwen
you would do
zou bijbouwen
he/she/it would do
zouden bijbouwen
we would do
zouden bijbouwen
you all would do
zouden bijbouwen
they would do
Subjunctive bijzin mood
bijbouwe
I do
bijbouwe
you do
bijbouwe
he/she/it do
bijbouwe
we do
bijbouwe
you all do
bijbouwe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
bouw bij
do
bouwt bij
do

Examples of bijbouwen

Example in DutchTranslation in English
Ik was een steiger aan het bouwen bij ons buitenhuis.Oh, I was building a dock at the cabin.
Ik wil een huis bouwen bij de rivier... waar ik 's nachts de deur op slot kan doen.I want to build me a house down by that river, where I can lock my damn door at night.
Weet je die appartementjes die ze bouwen bij het meer, die nieuwen?You know, one of those condos that they're building down at the lake, the new ones?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bijboeken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bewerkstelligen
accomplish
bezighouden
occupy
bezoeken
visit
bezwalken
tarnish
biezen
do
bijboeken
do
bijbrengen
do
bijeenbrengen
bring together
bijlopen
axe open
bijmengen
blend

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?