Get a Dutch Tutor

beschijnen

to fire upon

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of beschijnen

Translation

Ik

Jij/Je/U

Hij/Zij/Het

Wij/We

Jullie

Zij

Present tense

beschijn

I fire upon

beschijnt

you fire upon

beschijnt

he/she/it fires upon

beschijnen

we fire upon

beschijnen

you all fire upon

beschijnen

they fire upon

Present perfect tense

heb beschenen

I have fired upon

hebt beschenen

you have fired upon

heeft beschenen

he/she/it has fired upon

hebben beschenen

we have fired upon

hebben beschenen

you all have fired upon

hebben beschenen

they have fired upon

Past tense

bescheen

I fired upon

bescheen

you fired upon

bescheen

he/she/it fired upon

beschenen

we fired upon

beschenen

you all fired upon

beschenen

they fired upon

Future tense

zal beschijnen

I will fire upon

zult beschijnen

you will fire upon

zal beschijnen

he/she/it will fire upon

zullen beschijnen

we will fire upon

zullen beschijnen

you all will fire upon

zullen beschijnen

they will fire upon

Ik

Jij/Je/U

Hij/Zij/Het

Wij/We

Jullie

Zij

Conditional mood

zou beschijnen

I would fire upon

zou beschijnen

you would fire upon

zou beschijnen

he/she/it would fire upon

zouden beschijnen

we would fire upon

zouden beschijnen

you all would fire upon

zouden beschijnen

they would fire upon

Subjunctive mood

beschijne

I fire upon

beschijne

you fire upon

beschijne

he/she/it fire upon

beschijne

we fire upon

beschijne

you all fire upon

beschijne

they fire upon

Past perfect tense

had beschenen

I had fired upon

had beschenen

you had fired upon

had beschenen

he/she/it had fired upon

hadden beschenen

we had fired upon

hadden beschenen

you all had fired upon

hadden beschenen

they had fired upon

Future perf.

zal beschenen hebben

I will have fired upon

zal beschenen hebben

you will have fired upon

zal beschenen hebben

he/she/it will have fired upon

zullen beschenen hebben

we will have fired upon

zullen beschenen hebben

you all will have fired upon

zullen beschenen hebben

they will have fired upon

Ik

Jij/Je/U

Hij/Zij/Het

Wij/We

Jullie

Zij

Conditional perfect tense

zou beschenen hebben

I would have fired upon

zou beschenen hebben

you would have fired upon

zou beschenen hebben

he/she/it would have fired upon

zouden beschenen hebben

we would have fired upon

zouden beschenen hebben

you all would have fired upon

zouden beschenen hebben

they would have fired upon

Du

Ihr

Imperative mood

beschijn

fire upon

beschijnt

fire upon

Further details about this page

LOCATION