Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Attacheren (to attack men) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
attacheer
attacheert
attacheert
attacheren
attacheren
attacheren
Present perfect tense
heb geattacheerd
hebt geattacheerd
heeft geattacheerd
hebben geattacheerd
hebben geattacheerd
hebben geattacheerd
Past tense
attacheerde
attacheerde
attacheerde
attacheerden
attacheerden
attacheerden
Future tense
zal attacheren
zult attacheren
zal attacheren
zullen attacheren
zullen attacheren
zullen attacheren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou attacheren
zou attacheren
zou attacheren
zouden attacheren
zouden attacheren
zouden attacheren
Subjunctive mood
attachere
attachere
attachere
attachere
attachere
attachere
Past perfect tense
had geattacheerd
had geattacheerd
had geattacheerd
hadden geattacheerd
hadden geattacheerd
hadden geattacheerd
Future perf.
zal geattacheerd hebben
zal geattacheerd hebben
zal geattacheerd hebben
zullen geattacheerd hebben
zullen geattacheerd hebben
zullen geattacheerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geattacheerd hebben
zou geattacheerd hebben
zou geattacheerd hebben
zouden geattacheerd hebben
zouden geattacheerd hebben
zouden geattacheerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
attacheer
attacheert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

attaqueren
attack men
detacheren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

agglutineren
do
amoveren
decommission
apporteren
applique
arrangeren
arrange
arriveren
arrive
aspireren
do
assaisoneren
do
atrofiëren
atrophy
attaqueren
attack men
azen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'attack men':

None found.