Amuseren (to amuse) conjugation

Dutch
26 examples

Conjugation of amuseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
amuseer
I amuse
amuseert
you amuse
amuseert
he/she/it amuses
amuseren
we amuse
amuseren
you all amuse
amuseren
they amuse
Present perfect tense
heb geamuseerd
I have amused
hebt geamuseerd
you have amused
heeft geamuseerd
he/she/it has amused
hebben geamuseerd
we have amused
hebben geamuseerd
you all have amused
hebben geamuseerd
they have amused
Past tense
amuseerde
I amused
amuseerde
you amused
amuseerde
he/she/it amused
amuseerden
we amused
amuseerden
you all amused
amuseerden
they amused
Future tense
zal amuseren
I will amuse
zult amuseren
you will amuse
zal amuseren
he/she/it will amuse
zullen amuseren
we will amuse
zullen amuseren
you all will amuse
zullen amuseren
they will amuse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou amuseren
I would amuse
zou amuseren
you would amuse
zou amuseren
he/she/it would amuse
zouden amuseren
we would amuse
zouden amuseren
you all would amuse
zouden amuseren
they would amuse
Subjunctive mood
amusere
I amuse
amusere
you amuse
amusere
he/she/it amuse
amusere
we amuse
amusere
you all amuse
amusere
they amuse
Past perfect tense
had geamuseerd
I had amused
had geamuseerd
you had amused
had geamuseerd
he/she/it had amused
hadden geamuseerd
we had amused
hadden geamuseerd
you all had amused
hadden geamuseerd
they had amused
Future perf.
zal geamuseerd hebben
I will have amused
zal geamuseerd hebben
you will have amused
zal geamuseerd hebben
he/she/it will have amused
zullen geamuseerd hebben
we will have amused
zullen geamuseerd hebben
you all will have amused
zullen geamuseerd hebben
they will have amused
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geamuseerd hebben
I would have amused
zou geamuseerd hebben
you would have amused
zou geamuseerd hebben
he/she/it would have amused
zouden geamuseerd hebben
we would have amused
zouden geamuseerd hebben
you all would have amused
zouden geamuseerd hebben
they would have amused
Du
Ihr
Imperative mood
amuseer
amuse
amuseert
amuse

Examples of amuseren

Example in DutchTranslation in English
- En wanneer verzint die zoon van je weer iets nieuws om zichzelf te amuseren?Everything's exactly as it was. And how long do you think it will take your... son to come up with another way to amuse himself?
- Ik ben hier om te amuseren.Well, I'm here to amuse.
- Ik probeer U niet te amuseren.- I'm not trying to amuse you.
- We amuseren ons, maar we zijn niet verliefd.- We amuse us, but we're not in love.
- dat soort praatjes amuseren mij niet.- That kind of talk doesn't amuse me.
- Goed, amuseer jezelf dan maar.Okay, amuse yourself then.
- Ik amuseer je, maar ik verveel je.- I amuse you, but I bore you.
Ik amuseer je.I amuse you.
Ik amuseer me met de gedachte dat elke boom in het woud een stuk met een dier heeft meegereisd.It amuses me to think that each forest tree travelled part of the way with an animal.
Ik amuseer me wel.I think I can keep myself amused.
'Mijn onwetendheid amuseert me.'"My ignorance amuses me."
- Dat amuseert je.That amuses you.
- Hij amuseert me.The little guy amuses me.
Als 't me amuseert om hun wilskracht te breken, dan doe ik dat.If breaking their spirit will amuse me, then that's what I will have.
Als hun technologie me amuseert, dan spaar ik hen misschien.If their technology amuses me, I may spare their lives.
*En geamuseerd, opgewonden en verward* *door het broeierige lesbische verhaal* *van een zekere groep vrienden**And amused, titillated and confused* *By the sultry Sapphic story* *Of a certain group of friends*
- Ik ben niet geamuseerd, Paul.I'm not amused, Paul.
- Ik was niet geamuseerd.- I was not amused.
- Nee, ik ben geamuseerd.No, I'm amused.
Als ik z'n stemming in een woord moet vatten, zou ik zeggen 'geamuseerd'.In fact, if I could choose one word to assess his mood, it would be "amused".
Dat amuseerde hem.Just the sort of thing that amused him.
Het amuseerde haar.It amused her.
Het was bijna alsof hij zich amuseerde.It was almost as if it amused him.
Ik amuseerde me ermee.It amused me.
Ik amuseerde mijzelf met het maken van grote plannen voor je.I'd amused myself with planning out high destiny for you.
Het is amuserend voor je ploeg om kung fu te gebruiken bij het voetbal om zo de finale te bereiken.It's amusing for your guys to use kung fu to play soccer and then to reach the finals.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

amoveren
decommission
causeren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afvaren
depart
afzagen
saw
allitereren
alliterate
amplificeren
amplify
amputeren
amputate
analogiseren
analogise
apaiseren
appease
apostilleren
do
appen
do
arroseren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'amuse':

None found.
Learning languages?