Alluderen (to allocate) conjugation

Dutch

Conjugation of alluderen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
alludeer
I allocate
alludeert
you allocate
alludeert
he/she/it allocates
alluderen
we allocate
alluderen
you all allocate
alluderen
they allocate
Present perfect tense
heb gealludeerd
I have allocated
hebt gealludeerd
you have allocated
heeft gealludeerd
he/she/it has allocated
hebben gealludeerd
we have allocated
hebben gealludeerd
you all have allocated
hebben gealludeerd
they have allocated
Past tense
alludeerde
I allocated
alludeerde
you allocated
alludeerde
he/she/it allocated
alludeerden
we allocated
alludeerden
you all allocated
alludeerden
they allocated
Future tense
zal alluderen
I will allocate
zult alluderen
you will allocate
zal alluderen
he/she/it will allocate
zullen alluderen
we will allocate
zullen alluderen
you all will allocate
zullen alluderen
they will allocate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou alluderen
I would allocate
zou alluderen
you would allocate
zou alluderen
he/she/it would allocate
zouden alluderen
we would allocate
zouden alluderen
you all would allocate
zouden alluderen
they would allocate
Subjunctive mood
alludere
I allocate
alludere
you allocate
alludere
he/she/it allocate
alludere
we allocate
alludere
you all allocate
alludere
they allocate
Past perfect tense
had gealludeerd
I had allocated
had gealludeerd
you had allocated
had gealludeerd
he/she/it had allocated
hadden gealludeerd
we had allocated
hadden gealludeerd
you all had allocated
hadden gealludeerd
they had allocated
Future perf.
zal gealludeerd hebben
I will have allocated
zal gealludeerd hebben
you will have allocated
zal gealludeerd hebben
he/she/it will have allocated
zullen gealludeerd hebben
we will have allocated
zullen gealludeerd hebben
you all will have allocated
zullen gealludeerd hebben
they will have allocated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gealludeerd hebben
I would have allocated
zou gealludeerd hebben
you would have allocated
zou gealludeerd hebben
he/she/it would have allocated
zouden gealludeerd hebben
we would have allocated
zouden gealludeerd hebben
you all would have allocated
zouden gealludeerd hebben
they would have allocated
Du
Ihr
Imperative mood
alludeer
allocate
alludeert
allocate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

alloceren
allocate

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afwentelen
shift
afzinken
sink
afzwemmen
do
afzweren
do
akkeren
do
alliëren
alkylate
alloceren
allocate
alpineskiën
do
amalgameren
amalgamate
approvianderen
cater

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'allocate':

None found.
Learning languages?