Afsponsen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of afsponsen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spons af
I do
sponst af
you do
sponst af
he/she/it does
sponsen af
we do
sponsen af
you all do
sponsen af
they do
Present perfect tense
heb afgesponst
I have done
hebt afgesponst
you have done
heeft afgesponst
he/she/it has done
hebben afgesponst
we have done
hebben afgesponst
you all have done
hebben afgesponst
they have done
Past tense
sponste af
I did
sponste af
you did
sponste af
he/she/it did
sponsten af
we did
sponsten af
you all did
sponsten af
they did
Future tense
zal afsponsen
I will do
zult afsponsen
you will do
zal afsponsen
he/she/it will do
zullen afsponsen
we will do
zullen afsponsen
you all will do
zullen afsponsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afsponsen
I would do
zou afsponsen
you would do
zou afsponsen
he/she/it would do
zouden afsponsen
we would do
zouden afsponsen
you all would do
zouden afsponsen
they would do
Subjunctive mood
sponse af
I do
sponse af
you do
sponse af
he/she/it do
sponse af
we do
sponse af
you all do
sponse af
they do
Past perfect tense
had afgesponst
I had done
had afgesponst
you had done
had afgesponst
he/she/it had done
hadden afgesponst
we had done
hadden afgesponst
you all had done
hadden afgesponst
they had done
Future perf.
zal afgesponst hebben
I will have done
zal afgesponst hebben
you will have done
zal afgesponst hebben
he/she/it will have done
zullen afgesponst hebben
we will have done
zullen afgesponst hebben
you all will have done
zullen afgesponst hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgesponst hebben
I would have done
zou afgesponst hebben
you would have done
zou afgesponst hebben
he/she/it would have done
zouden afgesponst hebben
we would have done
zouden afgesponst hebben
you all would have done
zouden afgesponst hebben
they would have done
Present bijzin tense
afspons
I do
afsponst
you do
afsponst
he/she/it does
afsponsen
we do
afsponsen
you all do
afsponsen
they do
Past bijzin tense
afsponste
I did
afsponste
you did
afsponste
he/she/it did
afsponsten
we did
afsponsten
you all did
afsponsten
they did
Future bijzin tense
zal afsponsen
I will do
zult afsponsen
you will do
zal afsponsen
he/she/it will do
zullen afsponsen
we will do
zullen afsponsen
you all will do
zullen afsponsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afsponsen
I would do
zou afsponsen
you would do
zou afsponsen
he/she/it would do
zouden afsponsen
we would do
zouden afsponsen
you all would do
zouden afsponsen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afsponse
I do
afsponse
you do
afsponse
he/she/it do
afsponse
we do
afsponse
you all do
afsponse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
spons af
do
sponst af
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afspoelen
rinse
afsponzen
sponge

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afpingelen
do
afscherven
do
afspannen
tension
afsplijten
do
afsplinteren
spall
afspoelen
rinse
afsponzen
sponge
afspruiten
jump express
afstoppen
do
afstuwen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?