Afsnellen (to do) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of afsnellen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snel af
I do
snelt af
you do
snelt af
he/she/it does
snellen af
we do
snellen af
you all do
snellen af
they do
Present perfect tense
heb afgesneld
I have done
hebt afgesneld
you have done
heeft afgesneld
he/she/it has done
hebben afgesneld
we have done
hebben afgesneld
you all have done
hebben afgesneld
they have done
Past tense
snelde af
I did
snelde af
you did
snelde af
he/she/it did
snelden af
we did
snelden af
you all did
snelden af
they did
Future tense
zal afsnellen
I will do
zult afsnellen
you will do
zal afsnellen
he/she/it will do
zullen afsnellen
we will do
zullen afsnellen
you all will do
zullen afsnellen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afsnellen
I would do
zou afsnellen
you would do
zou afsnellen
he/she/it would do
zouden afsnellen
we would do
zouden afsnellen
you all would do
zouden afsnellen
they would do
Subjunctive mood
snelle af
I do
snelle af
you do
snelle af
he/she/it do
snelle af
we do
snelle af
you all do
snelle af
they do
Past perfect tense
had afgesneld
I had done
had afgesneld
you had done
had afgesneld
he/she/it had done
hadden afgesneld
we had done
hadden afgesneld
you all had done
hadden afgesneld
they had done
Future perf.
zal afgesneld hebben
I will have done
zal afgesneld hebben
you will have done
zal afgesneld hebben
he/she/it will have done
zullen afgesneld hebben
we will have done
zullen afgesneld hebben
you all will have done
zullen afgesneld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgesneld hebben
I would have done
zou afgesneld hebben
you would have done
zou afgesneld hebben
he/she/it would have done
zouden afgesneld hebben
we would have done
zouden afgesneld hebben
you all would have done
zouden afgesneld hebben
they would have done
Present bijzin tense
afsnel
I do
afsnelt
you do
afsnelt
he/she/it does
afsnellen
we do
afsnellen
you all do
afsnellen
they do
Past bijzin tense
afsnelde
I did
afsnelde
you did
afsnelde
he/she/it did
afsnelden
we did
afsnelden
you all did
afsnelden
they did
Future bijzin tense
zal afsnellen
I will do
zult afsnellen
you will do
zal afsnellen
he/she/it will do
zullen afsnellen
we will do
zullen afsnellen
you all will do
zullen afsnellen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afsnellen
I would do
zou afsnellen
you would do
zou afsnellen
he/she/it would do
zouden afsnellen
we would do
zouden afsnellen
you all would do
zouden afsnellen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afsnelle
I do
afsnelle
you do
afsnelle
he/she/it do
afsnelle
we do
afsnelle
you all do
afsnelle
they do
Du
Ihr
Imperative mood
snel af
do
snelt af
do

Examples of afsnellen

Example in DutchTranslation in English
Plots hoorden ze arrenbellen... een vrolijke rode slee kwam op de aarde afsnellen.When up in the sky the sound of sleigh bells were heard And a jolly red sleigh flew down to the earth like a bird!
'Duiken, 'duiken, schreeuwde de kapitein door het ding. ' 'dus de man die 'm laat duiken, drukte op een knopje of zo, en hij dook, en ze waren de vijand weer te snel af. '"'Dive,... ..dive! ' yelled the captain through the thing." "So the man who makes it dive pressed a button or something and it dove,... ..and the enemy was foiled again."
- Als jij dat liever niet hebt... Hij was me te snel af.Yeah, but if you don't want me to do it, I'm...
- Tuurlijk. Maar als ze ons te snel af willen zijn, hebben ze flinke pech.But if they think they're gonna get it before we do, they got another think coming.
- Ze waren me te snel af.They found me. There was nothing I could do.
- lemand was ons te snel af.l don't know. Looks like somebody beat our guys to it. Excuse me.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afknellen
pinch
afstellen
adjust

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?