Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

afschuimen

to skim

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of afschuimen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schuim af
I skim
schuimt af
you skim
schuimt af
he/she/it skims
schuimen af
we skim
schuimen af
you all skim
schuimen af
they skim
Present perfect tense
heb afgeschuimd
I have skimmed
hebt afgeschuimd
you have skimmed
heeft afgeschuimd
he/she/it has skimmed
hebben afgeschuimd
we have skimmed
hebben afgeschuimd
you all have skimmed
hebben afgeschuimd
they have skimmed
Past tense
schuimde af
I skimmed
schuimde af
you skimmed
schuimde af
he/she/it skimmed
schuimden af
we skimmed
schuimden af
you all skimmed
schuimden af
they skimmed
Future tense
zal afschuimen
I will skim
zult afschuimen
you will skim
zal afschuimen
he/she/it will skim
zullen afschuimen
we will skim
zullen afschuimen
you all will skim
zullen afschuimen
they will skim
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afschuimen
I would skim
zou afschuimen
you would skim
zou afschuimen
he/she/it would skim
zouden afschuimen
we would skim
zouden afschuimen
you all would skim
zouden afschuimen
they would skim
Subjunctive mood
schuime af
I skim
schuime af
you skim
schuime af
he/she/it skim
schuime af
we skim
schuime af
you all skim
schuime af
they skim
Past perfect tense
had afgeschuimd
I had skimmed
had afgeschuimd
you had skimmed
had afgeschuimd
he/she/it had skimmed
hadden afgeschuimd
we had skimmed
hadden afgeschuimd
you all had skimmed
hadden afgeschuimd
they had skimmed
Future perf.
zal afgeschuimd hebben
I will have skimmed
zal afgeschuimd hebben
you will have skimmed
zal afgeschuimd hebben
he/she/it will have skimmed
zullen afgeschuimd hebben
we will have skimmed
zullen afgeschuimd hebben
you all will have skimmed
zullen afgeschuimd hebben
they will have skimmed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeschuimd hebben
I would have skimmed
zou afgeschuimd hebben
you would have skimmed
zou afgeschuimd hebben
he/she/it would have skimmed
zouden afgeschuimd hebben
we would have skimmed
zouden afgeschuimd hebben
you all would have skimmed
zouden afgeschuimd hebben
they would have skimmed
Present bijzin tense
afschuim
I skim
afschuimt
you skim
afschuimt
he/she/it skims
afschuimen
we skim
afschuimen
you all skim
afschuimen
they skim
Past bijzin tense
afschuimde
I skimmed
afschuimde
you skimmed
afschuimde
he/she/it skimmed
afschuimden
we skimmed
afschuimden
you all skimmed
afschuimden
they skimmed
Future bijzin tense
zal afschuimen
I will skim
zult afschuimen
you will skim
zal afschuimen
he/she/it will skim
zullen afschuimen
we will skim
zullen afschuimen
you all will skim
zullen afschuimen
they will skim
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afschuimen
I would skim
zou afschuimen
you would skim
zou afschuimen
he/she/it would skim
zouden afschuimen
we would skim
zouden afschuimen
you all would skim
zouden afschuimen
they would skim
Subjunctive bijzin mood
afschuime
I skim
afschuime
you skim
afschuime
he/she/it skim
afschuime
we skim
afschuime
you all skim
afschuime
they skim
Du
Ihr
Imperative mood
schuim af
skim
schuimt af
skim

Examples of afschuimen

Al dat rare gedrag, het afschuimen...

All the weird behavior, the skimming...

Helemaal vol en niet afschuimen.

Full measure and don't skim.

Ik kan wel zeggen, dat Kort er genoeg van afschuimde, op met pensioen te gaan.

I can't tell you that. What I will tell you is that Kort skimmed enough off the top to retire.