Afschillen (to peel) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afschillen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schil af
I peel
schilt af
you peel
schilt af
he/she/it peels
schillen af
we peel
schillen af
you all peel
schillen af
they peel
Present perfect tense
heb afgeschild
I have peeled
hebt afgeschild
you have peeled
heeft afgeschild
he/she/it has peeled
hebben afgeschild
we have peeled
hebben afgeschild
you all have peeled
hebben afgeschild
they have peeled
Past tense
schilde af
I peeled
schilde af
you peeled
schilde af
he/she/it peeled
schilden af
we peeled
schilden af
you all peeled
schilden af
they peeled
Future tense
zal afschillen
I will peel
zult afschillen
you will peel
zal afschillen
he/she/it will peel
zullen afschillen
we will peel
zullen afschillen
you all will peel
zullen afschillen
they will peel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afschillen
I would peel
zou afschillen
you would peel
zou afschillen
he/she/it would peel
zouden afschillen
we would peel
zouden afschillen
you all would peel
zouden afschillen
they would peel
Subjunctive mood
schille af
I peel
schille af
you peel
schille af
he/she/it peel
schille af
we peel
schille af
you all peel
schille af
they peel
Past perfect tense
had afgeschild
I had peeled
had afgeschild
you had peeled
had afgeschild
he/she/it had peeled
hadden afgeschild
we had peeled
hadden afgeschild
you all had peeled
hadden afgeschild
they had peeled
Future perf.
zal afgeschild hebben
I will have peeled
zal afgeschild hebben
you will have peeled
zal afgeschild hebben
he/she/it will have peeled
zullen afgeschild hebben
we will have peeled
zullen afgeschild hebben
you all will have peeled
zullen afgeschild hebben
they will have peeled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeschild hebben
I would have peeled
zou afgeschild hebben
you would have peeled
zou afgeschild hebben
he/she/it would have peeled
zouden afgeschild hebben
we would have peeled
zouden afgeschild hebben
you all would have peeled
zouden afgeschild hebben
they would have peeled
Present bijzin tense
afschil
I peel
afschilt
you peel
afschilt
he/she/it peels
afschillen
we peel
afschillen
you all peel
afschillen
they peel
Past bijzin tense
afschilde
I peeled
afschilde
you peeled
afschilde
he/she/it peeled
afschilden
we peeled
afschilden
you all peeled
afschilden
they peeled
Future bijzin tense
zal afschillen
I will peel
zult afschillen
you will peel
zal afschillen
he/she/it will peel
zullen afschillen
we will peel
zullen afschillen
you all will peel
zullen afschillen
they will peel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afschillen
I would peel
zou afschillen
you would peel
zou afschillen
he/she/it would peel
zouden afschillen
we would peel
zouden afschillen
you all would peel
zouden afschillen
they would peel
Subjunctive bijzin mood
afschille
I peel
afschille
you peel
afschille
he/she/it peel
afschille
we peel
afschille
you all peel
afschille
they peel
Du
Ihr
Imperative mood
schil af
peel
schilt af
peel

Examples of afschillen

Example in DutchTranslation in English
Jij gaat dit toch niet voor mij afschillen?You're not going to peel it for me?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afschieten
tear
afschijnen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aflogen
do
afponden
do
afraken
come off
afruimen
clear
afschampen
glance
afschilferen
depict
afschitteren
do
afslenteren
do
afsleuren
do
afslijten
abrade

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'peel':

None found.
Learning languages?