Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

afroepen

to poll

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of afroepen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
roep af
I poll
roept af
you poll
roept af
he/she/it polls
roepen af
we poll
roepen af
you all poll
roepen af
they poll
Present perfect tense
heb afgeroepen
I have polled
hebt afgeroepen
you have polled
heeft afgeroepen
he/she/it has polled
hebben afgeroepen
we have polled
hebben afgeroepen
you all have polled
hebben afgeroepen
they have polled
Past tense
riep af
I polled
riep af
you polled
riep af
he/she/it polled
riepen af
we polled
riepen af
you all polled
riepen af
they polled
Future tense
zal afroepen
I will poll
zult afroepen
you will poll
zal afroepen
he/she/it will poll
zullen afroepen
we will poll
zullen afroepen
you all will poll
zullen afroepen
they will poll
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afroepen
I would poll
zou afroepen
you would poll
zou afroepen
he/she/it would poll
zouden afroepen
we would poll
zouden afroepen
you all would poll
zouden afroepen
they would poll
Subjunctive mood
roepe af
I poll
roepe af
you poll
roepe af
he/she/it poll
roepe af
we poll
roepe af
you all poll
roepe af
they poll
Past perfect tense
had afgeroepen
I had polled
had afgeroepen
you had polled
had afgeroepen
he/she/it had polled
hadden afgeroepen
we had polled
hadden afgeroepen
you all had polled
hadden afgeroepen
they had polled
Future perf.
zal afgeroepen hebben
I will have polled
zal afgeroepen hebben
you will have polled
zal afgeroepen hebben
he/she/it will have polled
zullen afgeroepen hebben
we will have polled
zullen afgeroepen hebben
you all will have polled
zullen afgeroepen hebben
they will have polled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeroepen hebben
I would have polled
zou afgeroepen hebben
you would have polled
zou afgeroepen hebben
he/she/it would have polled
zouden afgeroepen hebben
we would have polled
zouden afgeroepen hebben
you all would have polled
zouden afgeroepen hebben
they would have polled
Present bijzin tense
afroep
I poll
afroept
you poll
afroept
he/she/it polls
afroepen
we poll
afroepen
you all poll
afroepen
they poll
Past bijzin tense
afriep
I polled
afriep
you polled
afriep
he/she/it polled
afriepen
we polled
afriepen
you all polled
afriepen
they polled
Future bijzin tense
zal afroepen
I will poll
zult afroepen
you will poll
zal afroepen
he/she/it will poll
zullen afroepen
we will poll
zullen afroepen
you all will poll
zullen afroepen
they will poll
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afroepen
I would poll
zou afroepen
you would poll
zou afroepen
he/she/it would poll
zouden afroepen
we would poll
zouden afroepen
you all would poll
zouden afroepen
they would poll
Subjunctive bijzin mood
afroepe
I poll
afroepe
you poll
afroepe
he/she/it poll
afroepe
we poll
afroepe
you all poll
afroepe
they poll
Du
Ihr
Imperative mood
roep af
poll
roept af
poll