Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

afpijnen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of afpijnen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pijn af
I do
pijnt af
you do
pijnt af
he/she/it does
pijnen af
we do
pijnen af
you all do
pijnen af
they do
Present perfect tense
heb afgepijnd
I have done
hebt afgepijnd
you have done
heeft afgepijnd
he/she/it has done
hebben afgepijnd
we have done
hebben afgepijnd
you all have done
hebben afgepijnd
they have done
Past tense
pijnde af
I did
pijnde af
you did
pijnde af
he/she/it did
pijnden af
we did
pijnden af
you all did
pijnden af
they did
Future tense
zal afpijnen
I will do
zult afpijnen
you will do
zal afpijnen
he/she/it will do
zullen afpijnen
we will do
zullen afpijnen
you all will do
zullen afpijnen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afpijnen
I would do
zou afpijnen
you would do
zou afpijnen
he/she/it would do
zouden afpijnen
we would do
zouden afpijnen
you all would do
zouden afpijnen
they would do
Subjunctive mood
pijne af
I do
pijne af
you do
pijne af
he/she/it do
pijne af
we do
pijne af
you all do
pijne af
they do
Past perfect tense
had afgepijnd
I had done
had afgepijnd
you had done
had afgepijnd
he/she/it had done
hadden afgepijnd
we had done
hadden afgepijnd
you all had done
hadden afgepijnd
they had done
Future perf.
zal afgepijnd hebben
I will have done
zal afgepijnd hebben
you will have done
zal afgepijnd hebben
he/she/it will have done
zullen afgepijnd hebben
we will have done
zullen afgepijnd hebben
you all will have done
zullen afgepijnd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgepijnd hebben
I would have done
zou afgepijnd hebben
you would have done
zou afgepijnd hebben
he/she/it would have done
zouden afgepijnd hebben
we would have done
zouden afgepijnd hebben
you all would have done
zouden afgepijnd hebben
they would have done
Present bijzin tense
afpijn
I do
afpijnt
you do
afpijnt
he/she/it does
afpijnen
we do
afpijnen
you all do
afpijnen
they do
Past bijzin tense
afpijnde
I did
afpijnde
you did
afpijnde
he/she/it did
afpijnden
we did
afpijnden
you all did
afpijnden
they did
Future bijzin tense
zal afpijnen
I will do
zult afpijnen
you will do
zal afpijnen
he/she/it will do
zullen afpijnen
we will do
zullen afpijnen
you all will do
zullen afpijnen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afpijnen
I would do
zou afpijnen
you would do
zou afpijnen
he/she/it would do
zouden afpijnen
we would do
zouden afpijnen
you all would do
zouden afpijnen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afpijne
I do
afpijne
you do
afpijne
he/she/it do
afpijne
we do
afpijne
you all do
afpijne
they do
Du
Ihr
Imperative mood
pijn af
do
pijnt af
do

Examples of afpijnen

Als we je been amputeren, is het nog niet zeker dat je van die pijn af komt.

Charlie, if we admit you, If we do what you're asking us to do, The pain in your leg...

Als we zijn galblaas verwijderen is ie van de pijn af.

If we remove Mr Bober's gallbladder, it should relieve the abdominal pain.

Ze doen dit om de pijn af te leiden.

They do it to deflect the pain.

Further details about this page

LOCATION

RELATED PAGES