Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

afmarcheren

to march

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of afmarcheren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
marcheer af
I march
marcheert af
you march
marcheert af
he/she/it marches
marcheren af
we march
marcheren af
you all march
marcheren af
they march
Present perfect tense
ben afgemarcheerd
I have marched
bent afgemarcheerd
you have marched
is afgemarcheerd
he/she/it has marched
zijn afgemarcheerd
we have marched
zijn afgemarcheerd
you all have marched
zijn afgemarcheerd
they have marched
Past tense
marcheerde af
I marched
marcheerde af
you marched
marcheerde af
he/she/it marched
marcheerden af
we marched
marcheerden af
you all marched
marcheerden af
they marched
Future tense
zal afmarcheren
I will march
zult afmarcheren
you will march
zal afmarcheren
he/she/it will march
zullen afmarcheren
we will march
zullen afmarcheren
you all will march
zullen afmarcheren
they will march
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afmarcheren
I would march
zou afmarcheren
you would march
zou afmarcheren
he/she/it would march
zouden afmarcheren
we would march
zouden afmarcheren
you all would march
zouden afmarcheren
they would march
Subjunctive mood
marchere af
I march
marchere af
you march
marchere af
he/she/it march
marchere af
we march
marchere af
you all march
marchere af
they march
Past perfect tense
was afgemarcheerd
I had marched
was afgemarcheerd
you had marched
was afgemarcheerd
he/she/it had marched
waren afgemarcheerd
we had marched
waren afgemarcheerd
you all had marched
waren afgemarcheerd
they had marched
Future perf.
zal afgemarcheerd zijn
I will have marched
zal afgemarcheerd zijn
you will have marched
zal afgemarcheerd zijn
he/she/it will have marched
zullen afgemarcheerd zijn
we will have marched
zullen afgemarcheerd zijn
you all will have marched
zullen afgemarcheerd zijn
they will have marched
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgemarcheerd zijn
I would have marched
zou afgemarcheerd zijn
you would have marched
zou afgemarcheerd zijn
he/she/it would have marched
zouden afgemarcheerd zijn
we would have marched
zouden afgemarcheerd zijn
you all would have marched
zouden afgemarcheerd zijn
they would have marched
Present bijzin tense
afmarcheer
I march
afmarcheert
you march
afmarcheert
he/she/it marches
afmarcheren
we march
afmarcheren
you all march
afmarcheren
they march
Past bijzin tense
afmarcheerde
I marched
afmarcheerde
you marched
afmarcheerde
he/she/it marched
afmarcheerden
we marched
afmarcheerden
you all marched
afmarcheerden
they marched
Future bijzin tense
zal afmarcheren
I will march
zult afmarcheren
you will march
zal afmarcheren
he/she/it will march
zullen afmarcheren
we will march
zullen afmarcheren
you all will march
zullen afmarcheren
they will march
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afmarcheren
I would march
zou afmarcheren
you would march
zou afmarcheren
he/she/it would march
zouden afmarcheren
we would march
zouden afmarcheren
you all would march
zouden afmarcheren
they would march
Subjunctive bijzin mood
afmarchere
I march
afmarchere
you march
afmarchere
he/she/it march
afmarchere
we march
afmarchere
you all march
afmarchere
they march
Du
Ihr
Imperative mood
marcheer af
march
marcheert af
march

Examples of afmarcheren

Houston moet stoppen om tijd te verspillen en ons naar Goliad laten afmarcheren... anders krijgen we een herhaling van de Alamo.

Left, right, left, right, left, right- Houston needs to cease wasting time with these exercises and march us to Goliad, otherwise we'll have a repetition of Alamo.

We moesten afmarcheren. Wie niet snel genoeg kon lopen, werd ter plekke doodgeschoten.

Outside the SS were waiting for us and ordered us to march, anybody who could not march fast enough was shot on the spot.

We marcheren af.

We're marching off.

Further details about this page

LOCATION

RELATED PAGES