Afkrijgen (to get done) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afkrijgen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
krijg af
I get done
krijgt af
you get done
krijgt af
he/she/it gets done
krijgen af
we get done
krijgen af
you all get done
krijgen af
they get done
Present perfect tense
heb afgekregen
I have got done
hebt afgekregen
you have got done
heeft afgekregen
he/she/it has got done
hebben afgekregen
we have got done
hebben afgekregen
you all have got done
hebben afgekregen
they have got done
Past tense
kreeg af
I got done
kreeg af
you got done
kreeg af
he/she/it got done
kregen af
we got done
kregen af
you all got done
kregen af
they got done
Future tense
zal afkrijgen
I will get done
zult afkrijgen
you will get done
zal afkrijgen
he/she/it will get done
zullen afkrijgen
we will get done
zullen afkrijgen
you all will get done
zullen afkrijgen
they will get done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afkrijgen
I would get done
zou afkrijgen
you would get done
zou afkrijgen
he/she/it would get done
zouden afkrijgen
we would get done
zouden afkrijgen
you all would get done
zouden afkrijgen
they would get done
Subjunctive mood
krijge af
I get done
krijge af
you get done
krijge af
he/she/it get done
krijge af
we get done
krijge af
you all get done
krijge af
they get done
Past perfect tense
had afgekregen
I had got done
had afgekregen
you had got done
had afgekregen
he/she/it had got done
hadden afgekregen
we had got done
hadden afgekregen
you all had got done
hadden afgekregen
they had got done
Future perf.
zal afgekregen hebben
I will have got done
zal afgekregen hebben
you will have got done
zal afgekregen hebben
he/she/it will have got done
zullen afgekregen hebben
we will have got done
zullen afgekregen hebben
you all will have got done
zullen afgekregen hebben
they will have got done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgekregen hebben
I would have got done
zou afgekregen hebben
you would have got done
zou afgekregen hebben
he/she/it would have got done
zouden afgekregen hebben
we would have got done
zouden afgekregen hebben
you all would have got done
zouden afgekregen hebben
they would have got done
Present bijzin tense
afkrijg
I get done
afkrijgt
you get done
afkrijgt
he/she/it gets done
afkrijgen
we get done
afkrijgen
you all get done
afkrijgen
they get done
Past bijzin tense
afkreeg
I got done
afkreeg
you got done
afkreeg
he/she/it got done
afkregen
we got done
afkregen
you all got done
afkregen
they got done
Future bijzin tense
zal afkrijgen
I will get done
zult afkrijgen
you will get done
zal afkrijgen
he/she/it will get done
zullen afkrijgen
we will get done
zullen afkrijgen
you all will get done
zullen afkrijgen
they will get done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afkrijgen
I would get done
zou afkrijgen
you would get done
zou afkrijgen
he/she/it would get done
zouden afkrijgen
we would get done
zouden afkrijgen
you all would get done
zouden afkrijgen
they would get done
Subjunctive bijzin mood
afkrijge
I get done
afkrijge
you get done
afkrijge
he/she/it get done
afkrijge
we get done
afkrijge
you all get done
afkrijge
they get done
Du
Ihr
Imperative mood
krijg af
get done
krijgt af
get done

Examples of afkrijgen

Example in DutchTranslation in English
Ik wilde het dit weekend afkrijgen... zodat ik m'n oma kan bezoeken.But it's just that I wanted to get done this weekend so I could, uh, visit my grandma.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanrijgen
thread
afstijgen
dismount
inkrijgen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'get done':

None found.
Learning languages?