Conjugation
Etymology
Blog
Courses
Get a Dutch Tutor
Conjugation
Etymology
Blog
affakkelen
to do
Conjugation
Details
Looking for learning resources?
Study with our courses!
Get a full course →
Conjugation
of
affakkelen
Translation
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fakkel af
I do
fakkelt af
you do
fakkelt af
he/she/it does
fakkelen af
we do
fakkelen af
you all do
fakkelen af
they do
Present perfect tense
heb afgefakkeld
I have done
hebt afgefakkeld
you have done
heeft afgefakkeld
he/she/it has done
hebben afgefakkeld
we have done
hebben afgefakkeld
you all have done
hebben afgefakkeld
they have done
Past tense
fakkelde af
I did
fakkelde af
you did
fakkelde af
he/she/it did
fakkelden af
we did
fakkelden af
you all did
fakkelden af
they did
Future tense
zal affakkelen
I will do
zult affakkelen
you will do
zal affakkelen
he/she/it will do
zullen affakkelen
we will do
zullen affakkelen
you all will do
zullen affakkelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou affakkelen
I would do
zou affakkelen
you would do
zou affakkelen
he/she/it would do
zouden affakkelen
we would do
zouden affakkelen
you all would do
zouden affakkelen
they would do
Subjunctive mood
fakkele af
I do
fakkele af
you do
fakkele af
he/she/it do
fakkele af
we do
fakkele af
you all do
fakkele af
they do
Past perfect tense
had afgefakkeld
I had done
had afgefakkeld
you had done
had afgefakkeld
he/she/it had done
hadden afgefakkeld
we had done
hadden afgefakkeld
you all had done
hadden afgefakkeld
they had done
Future perf.
zal afgefakkeld hebben
I will have done
zal afgefakkeld hebben
you will have done
zal afgefakkeld hebben
he/she/it will have done
zullen afgefakkeld hebben
we will have done
zullen afgefakkeld hebben
you all will have done
zullen afgefakkeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgefakkeld hebben
I would have done
zou afgefakkeld hebben
you would have done
zou afgefakkeld hebben
he/she/it would have done
zouden afgefakkeld hebben
we would have done
zouden afgefakkeld hebben
you all would have done
zouden afgefakkeld hebben
they would have done
Present bijzin tense
affakkel
I do
affakkelt
you do
affakkelt
he/she/it does
affakkelen
we do
affakkelen
you all do
affakkelen
they do
Past bijzin tense
affakkelde
I did
affakkelde
you did
affakkelde
he/she/it did
affakkelden
we did
affakkelden
you all did
affakkelden
they did
Future bijzin tense
zal affakkelen
I will do
zult affakkelen
you will do
zal affakkelen
he/she/it will do
zullen affakkelen
we will do
zullen affakkelen
you all will do
zullen affakkelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou affakkelen
I would do
zou affakkelen
you would do
zou affakkelen
he/she/it would do
zouden affakkelen
we would do
zouden affakkelen
you all would do
zouden affakkelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
affakkele
I do
affakkele
you do
affakkele
he/she/it do
affakkele
we do
affakkele
you all do
affakkele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
fakkel af
do
fakkelt af
do
Further details about this page
LOCATION
Cooljugator
/
Dutch
/
affakkelen
RELATED PAGES
afsukkelen
do
afwikkelen
unwind
Back to Top