Afbuigen (to turn) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of afbuigen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
buig af
I turn
buigt af
you turn
buigt af
he/she/it turns
buigen af
we turn
buigen af
you all turn
buigen af
they turn
Present perfect tense
ben afgebogen
I have turned
bent afgebogen
you have turned
is afgebogen
he/she/it has turned
zijn afgebogen
we have turned
zijn afgebogen
you all have turned
zijn afgebogen
they have turned
Past tense
boog af
I turned
boog af
you turned
boog af
he/she/it turned
bogen af
we turned
bogen af
you all turned
bogen af
they turned
Future tense
zal afbuigen
I will turn
zult afbuigen
you will turn
zal afbuigen
he/she/it will turn
zullen afbuigen
we will turn
zullen afbuigen
you all will turn
zullen afbuigen
they will turn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afbuigen
I would turn
zou afbuigen
you would turn
zou afbuigen
he/she/it would turn
zouden afbuigen
we would turn
zouden afbuigen
you all would turn
zouden afbuigen
they would turn
Subjunctive mood
buige af
I turn
buige af
you turn
buige af
he/she/it turn
buige af
we turn
buige af
you all turn
buige af
they turn
Past perfect tense
was afgebogen
I had turned
was afgebogen
you had turned
was afgebogen
he/she/it had turned
waren afgebogen
we had turned
waren afgebogen
you all had turned
waren afgebogen
they had turned
Future perf.
zal afgebogen zijn
I will have turned
zal afgebogen zijn
you will have turned
zal afgebogen zijn
he/she/it will have turned
zullen afgebogen zijn
we will have turned
zullen afgebogen zijn
you all will have turned
zullen afgebogen zijn
they will have turned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgebogen zijn
I would have turned
zou afgebogen zijn
you would have turned
zou afgebogen zijn
he/she/it would have turned
zouden afgebogen zijn
we would have turned
zouden afgebogen zijn
you all would have turned
zouden afgebogen zijn
they would have turned
Present bijzin tense
afbuig
I turn
afbuigt
you turn
afbuigt
he/she/it turns
afbuigen
we turn
afbuigen
you all turn
afbuigen
they turn
Past bijzin tense
afboog
I turned
afboog
you turned
afboog
he/she/it turned
afbogen
we turned
afbogen
you all turned
afbogen
they turned
Future bijzin tense
zal afbuigen
I will turn
zult afbuigen
you will turn
zal afbuigen
he/she/it will turn
zullen afbuigen
we will turn
zullen afbuigen
you all will turn
zullen afbuigen
they will turn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afbuigen
I would turn
zou afbuigen
you would turn
zou afbuigen
he/she/it would turn
zouden afbuigen
we would turn
zouden afbuigen
you all would turn
zouden afbuigen
they would turn
Subjunctive bijzin mood
afbuige
I turn
afbuige
you turn
afbuige
he/she/it turn
afbuige
we turn
afbuige
you all turn
afbuige
they turn
Du
Ihr
Imperative mood
buig af
turn
buigt af
turn

Examples of afbuigen

Example in DutchTranslation in English
Ik zou bij een kruising nog niet links afbuigen.I don't even make left turns at intersections.
De stroom buigt af.The flow's gonna turn. - Yeah, I saw it.
De orkaan is afgebogen.The hurricane turned.
Iedereen dacht dat hij zeven staten zou wegvagen, maar hij boog af naar het zuiden en werd niet sterker dan een categorie één.Everyone thought that was gonna wipe out seven states, but in the end, it turned south and never became more than a Cat One.
Dat kan alleen hier omdat de rivier naar het noorden afbuigt.It's the only place where the Ganges turns around to the north so you can do that.
Dan zegt hij dat hij de jongen meenam en hem eruit liet toen hij afboog naar Peterborough in het noorden.Then he says he picked the kid up and dropped him off when he turned north to Peterborough.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aftuigen
do
afzuigen
suction
inbuigen
bend inwards
ombuigen
bend

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'turn':

None found.
Learning languages?