Conjugation
Etymology
Blog
Courses
Get a Dutch Tutor
Conjugation
Etymology
Blog
afbedelen
to do
Conjugation
Details
Looking for learning resources?
Study with our courses!
Get a full course →
Conjugation
of
afbedelen
Translation
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bedel af
I do
bedelt af
you do
bedelt af
he/she/it does
bedelen af
we do
bedelen af
you all do
bedelen af
they do
Present perfect tense
heb afgebedeld
I have done
hebt afgebedeld
you have done
heeft afgebedeld
he/she/it has done
hebben afgebedeld
we have done
hebben afgebedeld
you all have done
hebben afgebedeld
they have done
Past tense
bedelde af
I did
bedelde af
you did
bedelde af
he/she/it did
bedelden af
we did
bedelden af
you all did
bedelden af
they did
Future tense
zal afbedelen
I will do
zult afbedelen
you will do
zal afbedelen
he/she/it will do
zullen afbedelen
we will do
zullen afbedelen
you all will do
zullen afbedelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afbedelen
I would do
zou afbedelen
you would do
zou afbedelen
he/she/it would do
zouden afbedelen
we would do
zouden afbedelen
you all would do
zouden afbedelen
they would do
Subjunctive mood
bedele af
I do
bedele af
you do
bedele af
he/she/it do
bedele af
we do
bedele af
you all do
bedele af
they do
Past perfect tense
had afgebedeld
I had done
had afgebedeld
you had done
had afgebedeld
he/she/it had done
hadden afgebedeld
we had done
hadden afgebedeld
you all had done
hadden afgebedeld
they had done
Future perf.
zal afgebedeld hebben
I will have done
zal afgebedeld hebben
you will have done
zal afgebedeld hebben
he/she/it will have done
zullen afgebedeld hebben
we will have done
zullen afgebedeld hebben
you all will have done
zullen afgebedeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgebedeld hebben
I would have done
zou afgebedeld hebben
you would have done
zou afgebedeld hebben
he/she/it would have done
zouden afgebedeld hebben
we would have done
zouden afgebedeld hebben
you all would have done
zouden afgebedeld hebben
they would have done
Present bijzin tense
afbedel
I do
afbedelt
you do
afbedelt
he/she/it does
afbedelen
we do
afbedelen
you all do
afbedelen
they do
Past bijzin tense
afbedelde
I did
afbedelde
you did
afbedelde
he/she/it did
afbedelden
we did
afbedelden
you all did
afbedelden
they did
Future bijzin tense
zal afbedelen
I will do
zult afbedelen
you will do
zal afbedelen
he/she/it will do
zullen afbedelen
we will do
zullen afbedelen
you all will do
zullen afbedelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afbedelen
I would do
zou afbedelen
you would do
zou afbedelen
he/she/it would do
zouden afbedelen
we would do
zouden afbedelen
you all would do
zouden afbedelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afbedele
I do
afbedele
you do
afbedele
he/she/it do
afbedele
we do
afbedele
you all do
afbedele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
bedel af
do
bedelt af
do
Further details about this page
LOCATION
Cooljugator
/
Dutch
/
afbedelen
RELATED PAGES
afbetalen
pay off
afzadelen
do
Back to Top