Aanspinnen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aanspinnen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spin aan
I do
spint aan
you do
spint aan
he/she/it does
spinnen aan
we do
spinnen aan
you all do
spinnen aan
they do
Present perfect tense
heb aangesponnen
I have done
hebt aangesponnen
you have done
heeft aangesponnen
he/she/it has done
hebben aangesponnen
we have done
hebben aangesponnen
you all have done
hebben aangesponnen
they have done
Past tense
spon aan
I did
spon aan
you did
spon aan
he/she/it did
sponnen aan
we did
sponnen aan
you all did
sponnen aan
they did
Future tense
zal aanspinnen
I will do
zult aanspinnen
you will do
zal aanspinnen
he/she/it will do
zullen aanspinnen
we will do
zullen aanspinnen
you all will do
zullen aanspinnen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanspinnen
I would do
zou aanspinnen
you would do
zou aanspinnen
he/she/it would do
zouden aanspinnen
we would do
zouden aanspinnen
you all would do
zouden aanspinnen
they would do
Subjunctive mood
spinne aan
I do
spinne aan
you do
spinne aan
he/she/it do
spinne aan
we do
spinne aan
you all do
spinne aan
they do
Past perfect tense
had aangesponnen
I had done
had aangesponnen
you had done
had aangesponnen
he/she/it had done
hadden aangesponnen
we had done
hadden aangesponnen
you all had done
hadden aangesponnen
they had done
Future perf.
zal aangesponnen hebben
I will have done
zal aangesponnen hebben
you will have done
zal aangesponnen hebben
he/she/it will have done
zullen aangesponnen hebben
we will have done
zullen aangesponnen hebben
you all will have done
zullen aangesponnen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangesponnen hebben
I would have done
zou aangesponnen hebben
you would have done
zou aangesponnen hebben
he/she/it would have done
zouden aangesponnen hebben
we would have done
zouden aangesponnen hebben
you all would have done
zouden aangesponnen hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanspin
I do
aanspint
you do
aanspint
he/she/it does
aanspinnen
we do
aanspinnen
you all do
aanspinnen
they do
Past bijzin tense
aanspon
I did
aanspon
you did
aanspon
he/she/it did
aansponnen
we did
aansponnen
you all did
aansponnen
they did
Future bijzin tense
zal aanspinnen
I will do
zult aanspinnen
you will do
zal aanspinnen
he/she/it will do
zullen aanspinnen
we will do
zullen aanspinnen
you all will do
zullen aanspinnen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanspinnen
I would do
zou aanspinnen
you would do
zou aanspinnen
he/she/it would do
zouden aanspinnen
we would do
zouden aanspinnen
you all would do
zouden aanspinnen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanspinne
I do
aanspinne
you do
aanspinne
he/she/it do
aanspinne
we do
aanspinne
you all do
aanspinne
they do
Du
Ihr
Imperative mood
spin aan
do
spint aan
do

Examples of aanspinnen

Example in DutchTranslation in English
We hebben jullie niet nodig om spinnen aan te pakken!We don't need you to kick spider butt!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanspannen
tension

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?