Aanspannen (to tension) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aanspannen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
span aan
I tension
spant aan
you tension
spant aan
he/she/it tensions
spannen aan
we tension
spannen aan
you all tension
spannen aan
they tension
Present perfect tense
heb aangespannen
I have tensioned
hebt aangespannen
you have tensioned
heeft aangespannen
he/she/it has tensioned
hebben aangespannen
we have tensioned
hebben aangespannen
you all have tensioned
hebben aangespannen
they have tensioned
Past tense
spande aan
I tensioned
spande aan
you tensioned
spande aan
he/she/it tensioned
spanden aan
we tensioned
spanden aan
you all tensioned
spanden aan
they tensioned
Future tense
zal aanspannen
I will tension
zult aanspannen
you will tension
zal aanspannen
he/she/it will tension
zullen aanspannen
we will tension
zullen aanspannen
you all will tension
zullen aanspannen
they will tension
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanspannen
I would tension
zou aanspannen
you would tension
zou aanspannen
he/she/it would tension
zouden aanspannen
we would tension
zouden aanspannen
you all would tension
zouden aanspannen
they would tension
Subjunctive mood
spanne aan
I tension
spanne aan
you tension
spanne aan
he/she/it tension
spanne aan
we tension
spanne aan
you all tension
spanne aan
they tension
Past perfect tense
had aangespannen
I had tensioned
had aangespannen
you had tensioned
had aangespannen
he/she/it had tensioned
hadden aangespannen
we had tensioned
hadden aangespannen
you all had tensioned
hadden aangespannen
they had tensioned
Future perf.
zal aangespannen hebben
I will have tensioned
zal aangespannen hebben
you will have tensioned
zal aangespannen hebben
he/she/it will have tensioned
zullen aangespannen hebben
we will have tensioned
zullen aangespannen hebben
you all will have tensioned
zullen aangespannen hebben
they will have tensioned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangespannen hebben
I would have tensioned
zou aangespannen hebben
you would have tensioned
zou aangespannen hebben
he/she/it would have tensioned
zouden aangespannen hebben
we would have tensioned
zouden aangespannen hebben
you all would have tensioned
zouden aangespannen hebben
they would have tensioned
Present bijzin tense
aanspan
I tension
aanspant
you tension
aanspant
he/she/it tensions
aanspannen
we tension
aanspannen
you all tension
aanspannen
they tension
Past bijzin tense
aanspande
I tensioned
aanspande
you tensioned
aanspande
he/she/it tensioned
aanspanden
we tensioned
aanspanden
you all tensioned
aanspanden
they tensioned
Future bijzin tense
zal aanspannen
I will tension
zult aanspannen
you will tension
zal aanspannen
he/she/it will tension
zullen aanspannen
we will tension
zullen aanspannen
you all will tension
zullen aanspannen
they will tension
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanspannen
I would tension
zou aanspannen
you would tension
zou aanspannen
he/she/it would tension
zouden aanspannen
we would tension
zouden aanspannen
you all would tension
zouden aanspannen
they would tension
Subjunctive bijzin mood
aanspanne
I tension
aanspanne
you tension
aanspanne
he/she/it tension
aanspanne
we tension
aanspanne
you all tension
aanspanne
they tension
Du
Ihr
Imperative mood
span aan
tension
spant aan
tension

Examples of aanspannen

Example in DutchTranslation in English
Blijf dit aanspannen.Keep tension here.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanspinnen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tension':

None found.
Learning languages?