Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aanroesten (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
roest aan
roest aan
roest aan
roesten aan
roesten aan
roesten aan
Present perfect tense
ben aangeroest
bent aangeroest
is aangeroest
zijn aangeroest
zijn aangeroest
zijn aangeroest
Past tense
roestte aan
roestte aan
roestte aan
roestten aan
roestten aan
roestten aan
Future tense
zal aanroesten
zult aanroesten
zal aanroesten
zullen aanroesten
zullen aanroesten
zullen aanroesten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanroesten
zou aanroesten
zou aanroesten
zouden aanroesten
zouden aanroesten
zouden aanroesten
Subjunctive mood
roeste aan
roeste aan
roeste aan
roeste aan
roeste aan
roeste aan
Past perfect tense
was aangeroest
was aangeroest
was aangeroest
waren aangeroest
waren aangeroest
waren aangeroest
Future perf.
zal aangeroest zijn
zal aangeroest zijn
zal aangeroest zijn
zullen aangeroest zijn
zullen aangeroest zijn
zullen aangeroest zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeroest zijn
zou aangeroest zijn
zou aangeroest zijn
zouden aangeroest zijn
zouden aangeroest zijn
zouden aangeroest zijn
Present bijzin tense
aanroest
aanroest
aanroest
aanroesten
aanroesten
aanroesten
Past bijzin tense
aanroestte
aanroestte
aanroestte
aanroestten
aanroestten
aanroestten
Future bijzin tense
zal aanroesten
zult aanroesten
zal aanroesten
zullen aanroesten
zullen aanroesten
zullen aanroesten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanroesten
zou aanroesten
zou aanroesten
zouden aanroesten
zouden aanroesten
zouden aanroesten
Subjunctive bijzin mood
aanroeste
aanroeste
aanroeste
aanroeste
aanroeste
aanroeste
Du
Ihr
Imperative mood
roest aan
roest aan

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanhoesten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanlijmen
band material
aanpersen
do
aanporren
arouse
aanprikken
broach
aanrijden
collide
aanroeren
touch
aanroken
do
aanschikken
draw up
aanslijken
silt up
aansnijden
cut

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.