Aanplakken (to post) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of aanplakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
plak aan
I post
plakt aan
you post
plakt aan
he/she/it posts
plakken aan
we post
plakken aan
you all post
plakken aan
they post
Present perfect tense
heb aangeplakt
I have posted
hebt aangeplakt
you have posted
heeft aangeplakt
he/she/it has posted
hebben aangeplakt
we have posted
hebben aangeplakt
you all have posted
hebben aangeplakt
they have posted
Past tense
plakte aan
I posted
plakte aan
you posted
plakte aan
he/she/it posted
plakten aan
we posted
plakten aan
you all posted
plakten aan
they posted
Future tense
zal aanplakken
I will post
zult aanplakken
you will post
zal aanplakken
he/she/it will post
zullen aanplakken
we will post
zullen aanplakken
you all will post
zullen aanplakken
they will post
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanplakken
I would post
zou aanplakken
you would post
zou aanplakken
he/she/it would post
zouden aanplakken
we would post
zouden aanplakken
you all would post
zouden aanplakken
they would post
Subjunctive mood
plakke aan
I post
plakke aan
you post
plakke aan
he/she/it post
plakke aan
we post
plakke aan
you all post
plakke aan
they post
Past perfect tense
had aangeplakt
I had posted
had aangeplakt
you had posted
had aangeplakt
he/she/it had posted
hadden aangeplakt
we had posted
hadden aangeplakt
you all had posted
hadden aangeplakt
they had posted
Future perf.
zal aangeplakt hebben
I will have posted
zal aangeplakt hebben
you will have posted
zal aangeplakt hebben
he/she/it will have posted
zullen aangeplakt hebben
we will have posted
zullen aangeplakt hebben
you all will have posted
zullen aangeplakt hebben
they will have posted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeplakt hebben
I would have posted
zou aangeplakt hebben
you would have posted
zou aangeplakt hebben
he/she/it would have posted
zouden aangeplakt hebben
we would have posted
zouden aangeplakt hebben
you all would have posted
zouden aangeplakt hebben
they would have posted
Present bijzin tense
aanplak
I post
aanplakt
you post
aanplakt
he/she/it posts
aanplakken
we post
aanplakken
you all post
aanplakken
they post
Past bijzin tense
aanplakte
I posted
aanplakte
you posted
aanplakte
he/she/it posted
aanplakten
we posted
aanplakten
you all posted
aanplakten
they posted
Future bijzin tense
zal aanplakken
I will post
zult aanplakken
you will post
zal aanplakken
he/she/it will post
zullen aanplakken
we will post
zullen aanplakken
you all will post
zullen aanplakken
they will post
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanplakken
I would post
zou aanplakken
you would post
zou aanplakken
he/she/it would post
zouden aanplakken
we would post
zouden aanplakken
you all would post
zouden aanplakken
they would post
Subjunctive bijzin mood
aanplakke
I post
aanplakke
you post
aanplakke
he/she/it post
aanplakke
we post
aanplakke
you all post
aanplakke
they post
Du
Ihr
Imperative mood
plak aan
post
plakt aan
post

Examples of aanplakken

Example in DutchTranslation in English
Ik laat het overal in Italië aanplakken.I will have it posted in every city in Italy.
Laat de Baljuw het aanplakken, alsjeblieft.Have the reeve post it, please.
Dit is overal aangeplakt en ik wed dat dat niet goed was voor de praktijk van Han.This was posted all over the place, and I bet it put a damper on Han's practice.
Dus als je op iemand kwaad wilt zijn, ben dan maar kwaad op diegene die het aangeplakt heeft.So if you're going to be mad at somebody, Be mad at whoever posted it.
De Barones staat erop dat ik het aanplak op het marktplein, om het nieuws te verspreiden.The baroness insists that I post it in the market square. The word to be spread.
Ja, althans dat is wat Tyler me vertelde toen ik Gavin's poster aanplakte.Yeah, at least that's what Tyler told me when I posted Gavin's flyer.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanplanten
post
aanprikken
broach

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aankloppen
knock at the door
aankoersen
do
aankopen
purchase
aanmodderen
muddle along
aanmonsteren
sign on
aanpikken
hitch
aanplanten
post
aanrommelen
mess around
aanruisen
do
aanschoppen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'post':

None found.
Learning languages?