Aanpersen (to do) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of aanpersen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pers aan
I do
perst aan
you do
perst aan
he/she/it does
persen aan
we do
persen aan
you all do
persen aan
they do
Present perfect tense
heb aangeperst
I have done
hebt aangeperst
you have done
heeft aangeperst
he/she/it has done
hebben aangeperst
we have done
hebben aangeperst
you all have done
hebben aangeperst
they have done
Past tense
perste aan
I did
perste aan
you did
perste aan
he/she/it did
persten aan
we did
persten aan
you all did
persten aan
they did
Future tense
zal aanpersen
I will do
zult aanpersen
you will do
zal aanpersen
he/she/it will do
zullen aanpersen
we will do
zullen aanpersen
you all will do
zullen aanpersen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanpersen
I would do
zou aanpersen
you would do
zou aanpersen
he/she/it would do
zouden aanpersen
we would do
zouden aanpersen
you all would do
zouden aanpersen
they would do
Subjunctive mood
perse aan
I do
perse aan
you do
perse aan
he/she/it do
perse aan
we do
perse aan
you all do
perse aan
they do
Past perfect tense
had aangeperst
I had done
had aangeperst
you had done
had aangeperst
he/she/it had done
hadden aangeperst
we had done
hadden aangeperst
you all had done
hadden aangeperst
they had done
Future perf.
zal aangeperst hebben
I will have done
zal aangeperst hebben
you will have done
zal aangeperst hebben
he/she/it will have done
zullen aangeperst hebben
we will have done
zullen aangeperst hebben
you all will have done
zullen aangeperst hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeperst hebben
I would have done
zou aangeperst hebben
you would have done
zou aangeperst hebben
he/she/it would have done
zouden aangeperst hebben
we would have done
zouden aangeperst hebben
you all would have done
zouden aangeperst hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanpers
I do
aanperst
you do
aanperst
he/she/it does
aanpersen
we do
aanpersen
you all do
aanpersen
they do
Past bijzin tense
aanperste
I did
aanperste
you did
aanperste
he/she/it did
aanpersten
we did
aanpersten
you all did
aanpersten
they did
Future bijzin tense
zal aanpersen
I will do
zult aanpersen
you will do
zal aanpersen
he/she/it will do
zullen aanpersen
we will do
zullen aanpersen
you all will do
zullen aanpersen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanpersen
I would do
zou aanpersen
you would do
zou aanpersen
he/she/it would do
zouden aanpersen
we would do
zouden aanpersen
you all would do
zouden aanpersen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanperse
I do
aanperse
you do
aanperse
he/she/it do
aanperse
we do
aanperse
you all do
aanperse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
pers aan
do
perst aan
do

Examples of aanpersen

Example in DutchTranslation in English
Denk daaraan, als de pers aan je deur komt vragen wat er met Emmet Cole is gebeurd.Remember that... When the reporters come to your door and ask you what happened to Emmet Cole out there.
En we kunnen de pers aan Iedere dag... en we zullen het opnieuw doen.And we cope with the press every single day... and we will do it again.
Gordon heeft de pers aan zijn kant.Gordon has the press on his side.
Je kunt me niet laten komen voor een lunch. Niet nu, niet nu Abby en een kamer vol met pers aan de andere kant van de hal zijn.Fitz, you can't summon me here for lunch... not now, now when Abby and a roomful of press is right down the hall.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanpassen
adapt

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?