Aangroeien (to do) conjugation

Dutch
14 examples

Conjugation of aangroeien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
groei aan
I do
groeit aan
you do
groeit aan
he/she/it does
groeien aan
we do
groeien aan
you all do
groeien aan
they do
Present perfect tense
ben aangegroeid
I have done
bent aangegroeid
you have done
is aangegroeid
he/she/it has done
zijn aangegroeid
we have done
zijn aangegroeid
you all have done
zijn aangegroeid
they have done
Past tense
groeide aan
I did
groeide aan
you did
groeide aan
he/she/it did
groeiden aan
we did
groeiden aan
you all did
groeiden aan
they did
Future tense
zal aangroeien
I will do
zult aangroeien
you will do
zal aangroeien
he/she/it will do
zullen aangroeien
we will do
zullen aangroeien
you all will do
zullen aangroeien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aangroeien
I would do
zou aangroeien
you would do
zou aangroeien
he/she/it would do
zouden aangroeien
we would do
zouden aangroeien
you all would do
zouden aangroeien
they would do
Subjunctive mood
groeie aan
I do
groeie aan
you do
groeie aan
he/she/it do
groeie aan
we do
groeie aan
you all do
groeie aan
they do
Past perfect tense
was aangegroeid
I had done
was aangegroeid
you had done
was aangegroeid
he/she/it had done
waren aangegroeid
we had done
waren aangegroeid
you all had done
waren aangegroeid
they had done
Future perf.
zal aangegroeid zijn
I will have done
zal aangegroeid zijn
you will have done
zal aangegroeid zijn
he/she/it will have done
zullen aangegroeid zijn
we will have done
zullen aangegroeid zijn
you all will have done
zullen aangegroeid zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangegroeid zijn
I would have done
zou aangegroeid zijn
you would have done
zou aangegroeid zijn
he/she/it would have done
zouden aangegroeid zijn
we would have done
zouden aangegroeid zijn
you all would have done
zouden aangegroeid zijn
they would have done
Present bijzin tense
aangroei
I do
aangroeit
you do
aangroeit
he/she/it does
aangroeien
we do
aangroeien
you all do
aangroeien
they do
Past bijzin tense
aangroeide
I did
aangroeide
you did
aangroeide
he/she/it did
aangroeiden
we did
aangroeiden
you all did
aangroeiden
they did
Future bijzin tense
zal aangroeien
I will do
zult aangroeien
you will do
zal aangroeien
he/she/it will do
zullen aangroeien
we will do
zullen aangroeien
you all will do
zullen aangroeien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aangroeien
I would do
zou aangroeien
you would do
zou aangroeien
he/she/it would do
zouden aangroeien
we would do
zouden aangroeien
you all would do
zouden aangroeien
they would do
Subjunctive bijzin mood
aangroeie
I do
aangroeie
you do
aangroeie
he/she/it do
aangroeie
we do
aangroeie
you all do
aangroeie
they do
Du
Ihr
Imperative mood
groei aan
do
groeit aan
do

Examples of aangroeien

Example in DutchTranslation in English
'Je moet dit weefsel niet genezen... je moet het reconstrueren.' Misschien kunnen we ooit armen of benen weer laten aangroeien.But humans, along with practically the entire animal kingdom, want more out of life than to simply survive.
Het aangroeien van een hondenstaart is...Growing a dog's tail is... [stammers]
Ik word niet ouder, genees sneller, maar kan geen vinger laten aangroeien.I don't age, I heal faster than you, but I can't grow a finger.
Je verliest geen tand en laat 'm niet weer aangroeien zonder toestemming.You don't lose a tooth, you don't grow one back without my OK, OK? OK.
Mensen kunnen geen lichaamsdelen laten aangroeien.Humans don't have the ability to regenerate lost body parts.
- Ze bellen steeds, de lijst groeit aan.I'll bet he does.
Blackjack eiken groeit aan de hele oostkust.Blackjack oak grows all up and down the eastern seaboard.
Denk er aan, mos groeit aan de noodkant van de boom, en koeien gaan liggen als het gaat regenen, en je zult het wel redden, wat er ook gebeurt.Remember, moss grows on the north side of the tree, And cows lie down when it's going to rain, And you're gonna be all right no matter what.
Maffiageld groeit aan als je geen belasting betaalt. Maar niet genoeg, blijkt.Well, I guess mob money goes a little farther when you don't pay taxes on it.
Dan is het weer aangegroeid. Ja, maar het gaat de hele week regenen, en dan komt het er niet van.Yeah, but it's goin' rain all week after today, and it won't get done.
Ik zie helemaal geen aangroei.I don't see any regrowth.
En hij zei dat een hondenoor maar zelden weer aangroeit.And he said that only once in a blue moon does a dog's ear grow back.
Hoelang denk je dat het duurt voordat die wenkbrauw weer aangroeit.How long do you think it's gonna take that eyebrow to grow back in?
Je moet ze een klauw per keer nemen zodat de krab nog wat heen en weer kan bewegen terwijl hij weer aangroeit.You got to take them one claw at a time so the crab can keep moving around doing his crab business while it grows back.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aangloeien
do
aangrommen
do
aanknoeien
do
aanvloeien
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?