Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

aangluren

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of aangluren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gluur aan
I do
gluurt aan
you do
gluurt aan
he/she/it does
gluren aan
we do
gluren aan
you all do
gluren aan
they do
Present perfect tense
heb aangegluurd
I have done
hebt aangegluurd
you have done
heeft aangegluurd
he/she/it has done
hebben aangegluurd
we have done
hebben aangegluurd
you all have done
hebben aangegluurd
they have done
Past tense
gluurde aan
I did
gluurde aan
you did
gluurde aan
he/she/it did
gluurden aan
we did
gluurden aan
you all did
gluurden aan
they did
Future tense
zal aangluren
I will do
zult aangluren
you will do
zal aangluren
he/she/it will do
zullen aangluren
we will do
zullen aangluren
you all will do
zullen aangluren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aangluren
I would do
zou aangluren
you would do
zou aangluren
he/she/it would do
zouden aangluren
we would do
zouden aangluren
you all would do
zouden aangluren
they would do
Subjunctive mood
glure aan
I do
glure aan
you do
glure aan
he/she/it do
glure aan
we do
glure aan
you all do
glure aan
they do
Past perfect tense
had aangegluurd
I had done
had aangegluurd
you had done
had aangegluurd
he/she/it had done
hadden aangegluurd
we had done
hadden aangegluurd
you all had done
hadden aangegluurd
they had done
Future perf.
zal aangegluurd hebben
I will have done
zal aangegluurd hebben
you will have done
zal aangegluurd hebben
he/she/it will have done
zullen aangegluurd hebben
we will have done
zullen aangegluurd hebben
you all will have done
zullen aangegluurd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangegluurd hebben
I would have done
zou aangegluurd hebben
you would have done
zou aangegluurd hebben
he/she/it would have done
zouden aangegluurd hebben
we would have done
zouden aangegluurd hebben
you all would have done
zouden aangegluurd hebben
they would have done
Present bijzin tense
aangluur
I do
aangluurt
you do
aangluurt
he/she/it does
aangluren
we do
aangluren
you all do
aangluren
they do
Past bijzin tense
aangluurde
I did
aangluurde
you did
aangluurde
he/she/it did
aangluurden
we did
aangluurden
you all did
aangluurden
they did
Future bijzin tense
zal aangluren
I will do
zult aangluren
you will do
zal aangluren
he/she/it will do
zullen aangluren
we will do
zullen aangluren
you all will do
zullen aangluren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aangluren
I would do
zou aangluren
you would do
zou aangluren
he/she/it would do
zouden aangluren
we would do
zouden aangluren
you all would do
zouden aangluren
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanglure
I do
aanglure
you do
aanglure
he/she/it do
aanglure
we do
aanglure
you all do
aanglure
they do
Du
Ihr
Imperative mood
gluur aan
do
gluurt aan
do

Further details about this page

LOCATION