Vastrijden (to do) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of vastrijden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
rijd vast
I do
rijdt vast
you do
rijdt vast
he/she/it does
rijden vast
we do
rijden vast
you all do
rijden vast
they do
Present perfect tense
heb vastgereden
I have done
hebt vastgereden
you have done
heeft vastgereden
he/she/it has done
hebben vastgereden
we have done
hebben vastgereden
you all have done
hebben vastgereden
they have done
Past tense
reed vast
I did
reed vast
you did
reed vast
he/she/it did
reden vast
we did
reden vast
you all did
reden vast
they did
Future tense
zal vastrijden
I will do
zult vastrijden
you will do
zal vastrijden
he/she/it will do
zullen vastrijden
we will do
zullen vastrijden
you all will do
zullen vastrijden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vastrijden
I would do
zou vastrijden
you would do
zou vastrijden
he/she/it would do
zouden vastrijden
we would do
zouden vastrijden
you all would do
zouden vastrijden
they would do
Subjunctive mood
rijde vast
I do
rijde vast
you do
rijde vast
he/she/it do
rijde vast
we do
rijde vast
you all do
rijde vast
they do
Past perfect tense
had vastgereden
I had done
had vastgereden
you had done
had vastgereden
he/she/it had done
hadden vastgereden
we had done
hadden vastgereden
you all had done
hadden vastgereden
they had done
Future perf.
zal vastgereden hebben
I will have done
zal vastgereden hebben
you will have done
zal vastgereden hebben
he/she/it will have done
zullen vastgereden hebben
we will have done
zullen vastgereden hebben
you all will have done
zullen vastgereden hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vastgereden hebben
I would have done
zou vastgereden hebben
you would have done
zou vastgereden hebben
he/she/it would have done
zouden vastgereden hebben
we would have done
zouden vastgereden hebben
you all would have done
zouden vastgereden hebben
they would have done
Present bijzin tense
vastrijd
I do
vastrijdt
you do
vastrijdt
he/she/it does
vastrijden
we do
vastrijden
you all do
vastrijden
they do
Past bijzin tense
vastreed
I did
vastreed
you did
vastreed
he/she/it did
vastreden
we did
vastreden
you all did
vastreden
they did
Future bijzin tense
zal vastrijden
I will do
zult vastrijden
you will do
zal vastrijden
he/she/it will do
zullen vastrijden
we will do
zullen vastrijden
you all will do
zullen vastrijden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vastrijden
I would do
zou vastrijden
you would do
zou vastrijden
he/she/it would do
zouden vastrijden
we would do
zouden vastrijden
you all would do
zouden vastrijden
they would do
Subjunctive bijzin mood
vastrijde
I do
vastrijde
you do
vastrijde
he/she/it do
vastrijde
we do
vastrijde
you all do
vastrijde
they do
Du
Ihr
Imperative mood
rijd vast
do
rijdt vast
do

Examples of vastrijden

Example in DutchTranslation in English
- Die rijdt vast naar de remise.- Not all of them are going anywhere. I don't wanna go to a parking lot.
Hij rijdt vast snel, maar we hebben weinig tijd.I'm sure he'd be hell on wheels... ..but we don't have much time.
Jij rijdt vast in 'n auto die 'n statement maakt maar eigenlijk buig je voor bedrijven die dit land de grond in boren.You probably drive a new car for what it says about you when what it says about you is how you bow down to the big corporations that made a gravy train.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afstrijden
do
bestrijden
fight
opstrijden
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?