Vastpinnen (to pin) conjugation

Dutch
15 examples

Conjugation of vastpinnen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pin vast
I pin
pint vast
you pin
pint vast
he/she/it pins
pinnen vast
we pin
pinnen vast
you all pin
pinnen vast
they pin
Present perfect tense
heb vastgepind
I have pinned
hebt vastgepind
you have pinned
heeft vastgepind
he/she/it has pinned
hebben vastgepind
we have pinned
hebben vastgepind
you all have pinned
hebben vastgepind
they have pinned
Past tense
pinde vast
I pinned
pinde vast
you pinned
pinde vast
he/she/it pinned
pinden vast
we pinned
pinden vast
you all pinned
pinden vast
they pinned
Future tense
zal vastpinnen
I will pin
zult vastpinnen
you will pin
zal vastpinnen
he/she/it will pin
zullen vastpinnen
we will pin
zullen vastpinnen
you all will pin
zullen vastpinnen
they will pin
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vastpinnen
I would pin
zou vastpinnen
you would pin
zou vastpinnen
he/she/it would pin
zouden vastpinnen
we would pin
zouden vastpinnen
you all would pin
zouden vastpinnen
they would pin
Subjunctive mood
pinne vast
I pin
pinne vast
you pin
pinne vast
he/she/it pin
pinne vast
we pin
pinne vast
you all pin
pinne vast
they pin
Past perfect tense
had vastgepind
I had pinned
had vastgepind
you had pinned
had vastgepind
he/she/it had pinned
hadden vastgepind
we had pinned
hadden vastgepind
you all had pinned
hadden vastgepind
they had pinned
Future perf.
zal vastgepind hebben
I will have pinned
zal vastgepind hebben
you will have pinned
zal vastgepind hebben
he/she/it will have pinned
zullen vastgepind hebben
we will have pinned
zullen vastgepind hebben
you all will have pinned
zullen vastgepind hebben
they will have pinned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vastgepind hebben
I would have pinned
zou vastgepind hebben
you would have pinned
zou vastgepind hebben
he/she/it would have pinned
zouden vastgepind hebben
we would have pinned
zouden vastgepind hebben
you all would have pinned
zouden vastgepind hebben
they would have pinned
Present bijzin tense
vastpin
I pin
vastpint
you pin
vastpint
he/she/it pins
vastpinnen
we pin
vastpinnen
you all pin
vastpinnen
they pin
Past bijzin tense
vastpinde
I pinned
vastpinde
you pinned
vastpinde
he/she/it pinned
vastpinden
we pinned
vastpinden
you all pinned
vastpinden
they pinned
Future bijzin tense
zal vastpinnen
I will pin
zult vastpinnen
you will pin
zal vastpinnen
he/she/it will pin
zullen vastpinnen
we will pin
zullen vastpinnen
you all will pin
zullen vastpinnen
they will pin
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vastpinnen
I would pin
zou vastpinnen
you would pin
zou vastpinnen
he/she/it would pin
zouden vastpinnen
we would pin
zouden vastpinnen
you all would pin
zouden vastpinnen
they would pin
Subjunctive bijzin mood
vastpinne
I pin
vastpinne
you pin
vastpinne
he/she/it pin
vastpinne
we pin
vastpinne
you all pin
vastpinne
they pin
Du
Ihr
Imperative mood
pin vast
pin
pint vast
pin

Examples of vastpinnen

Example in DutchTranslation in English
- Oppakken en vastpinnen.- Picking and pinning.
Armklem om de tegenstander te kunnen vastpinnen en smoren.Arm bar counter for being choked from a pinned position.
Dat spel dat je speelde, de staart aan de ezel vastpinnen.That game you played - pinning the tail on the donkey.
En die vent kwam weg omdat de politie hem niet voor die hele tijd kon vastpinnen. Dus de politie is heel boos op me en ze willen me voor een soort tribunaal dagen.And the guy got off because the police couldn't pin him down for the whole of that time so the police are now very angry with me and they want to put me in front of a kind of tribunal thing.
Ik kan geen zendtoren vastpinnen, niets.I can't ping a tower, nothing.
Maak die pin vast.Secure that pin.
"Ik heb geen pijn maar mijn benen zitten vastgepind en ik bloed op de foute manier, van binnen."I'm not in pain, but my legs are pinned, "and I'm bleeding... The bad kind, on the inside.
- Iedereen die het ravijn binnen loopt, zal in ondertal zijn en vastgepind worden.Anybody who marches into that canyon will be outnumbered and pinned down.
- Je hebt hem vastgepind, Barn, hou hem zo.- You pinned him, Barn. Just hold him there.
- Tenzij jij niet vastgepind wil zitten?Right. Unless you don't want to be pinned down?
Benen vastgepind, maar ze is alert.Legs pinned, but seems pretty alert.
- Een scherpschutter daarboven die ons vastpint.Leah: An elevated sniper pinning us down.
- Roger, als je nog een woord zegt over mijn zoon, duw ik dat glas zo ver je strot in, dat het je kont aan de stoel vastpint.Roger, if you say another word about my son, I'm gonna shove that glass so far down your throat it's gonna pin your ass to the chair.
Zodra je de stellingen aan de deur vastpint, draai naar rechts en grijp naar het goud.As soon as you pin the feces on the door, turn to your right and reach for the gold. Okay?
Ik ondertekende een formulier toen ik slaagde op de politieschool... vlak voor ze de penning op mijn borst vastpinden.I signed that form the day I graduated from the academy, right before they pinned a badge on my chest.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

vastpennen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pin':

None found.
Learning languages?