Uitgommen (to out payments) conjugation

Dutch

Conjugation of uitgommen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gom uit
I out payments
gomt uit
you out payments
gomt uit
he/she/it outs payments
gommen uit
we out payments
gommen uit
you all out payments
gommen uit
they out payments
Present perfect tense
heb uitgegomd
I have outed payments
hebt uitgegomd
you have outed payments
heeft uitgegomd
he/she/it has outed payments
hebben uitgegomd
we have outed payments
hebben uitgegomd
you all have outed payments
hebben uitgegomd
they have outed payments
Past tense
gomde uit
I outed payments
gomde uit
you outed payments
gomde uit
he/she/it outed payments
gomden uit
we outed payments
gomden uit
you all outed payments
gomden uit
they outed payments
Future tense
zal uitgommen
I will out payments
zult uitgommen
you will out payments
zal uitgommen
he/she/it will out payments
zullen uitgommen
we will out payments
zullen uitgommen
you all will out payments
zullen uitgommen
they will out payments
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitgommen
I would out payments
zou uitgommen
you would out payments
zou uitgommen
he/she/it would out payments
zouden uitgommen
we would out payments
zouden uitgommen
you all would out payments
zouden uitgommen
they would out payments
Subjunctive mood
gomme uit
I out payments
gomme uit
you out payments
gomme uit
he/she/it out payments
gomme uit
we out payments
gomme uit
you all out payments
gomme uit
they out payments
Past perfect tense
had uitgegomd
I had outed payments
had uitgegomd
you had outed payments
had uitgegomd
he/she/it had outed payments
hadden uitgegomd
we had outed payments
hadden uitgegomd
you all had outed payments
hadden uitgegomd
they had outed payments
Future perf.
zal uitgegomd hebben
I will have outed payments
zal uitgegomd hebben
you will have outed payments
zal uitgegomd hebben
he/she/it will have outed payments
zullen uitgegomd hebben
we will have outed payments
zullen uitgegomd hebben
you all will have outed payments
zullen uitgegomd hebben
they will have outed payments
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgegomd hebben
I would have outed payments
zou uitgegomd hebben
you would have outed payments
zou uitgegomd hebben
he/she/it would have outed payments
zouden uitgegomd hebben
we would have outed payments
zouden uitgegomd hebben
you all would have outed payments
zouden uitgegomd hebben
they would have outed payments
Present bijzin tense
uitgom
I out payments
uitgomt
you out payments
uitgomt
he/she/it outs payments
uitgommen
we out payments
uitgommen
you all out payments
uitgommen
they out payments
Past bijzin tense
uitgomde
I outed payments
uitgomde
you outed payments
uitgomde
he/she/it outed payments
uitgomden
we outed payments
uitgomden
you all outed payments
uitgomden
they outed payments
Future bijzin tense
zal uitgommen
I will out payments
zult uitgommen
you will out payments
zal uitgommen
he/she/it will out payments
zullen uitgommen
we will out payments
zullen uitgommen
you all will out payments
zullen uitgommen
they will out payments
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitgommen
I would out payments
zou uitgommen
you would out payments
zou uitgommen
he/she/it would out payments
zouden uitgommen
we would out payments
zouden uitgommen
you all would out payments
zouden uitgommen
they would out payments
Subjunctive bijzin mood
uitgomme
I out payments
uitgomme
you out payments
uitgomme
he/she/it out payments
uitgomme
we out payments
uitgomme
you all out payments
uitgomme
they out payments
Du
Ihr
Imperative mood
gom uit
out payments
gomt uit
out payments

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitgalmen
do
uitgooien
throw
uitgummen
erase
uitkammen
comb

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'out payments':

None found.
Learning languages?