Opkammen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of opkammen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kam op
I do
kamt op
you do
kamt op
he/she/it does
kammen op
we do
kammen op
you all do
kammen op
they do
Present perfect tense
heb opgekamd
I have done
hebt opgekamd
you have done
heeft opgekamd
he/she/it has done
hebben opgekamd
we have done
hebben opgekamd
you all have done
hebben opgekamd
they have done
Past tense
kamde op
I did
kamde op
you did
kamde op
he/she/it did
kamden op
we did
kamden op
you all did
kamden op
they did
Future tense
zal opkammen
I will do
zult opkammen
you will do
zal opkammen
he/she/it will do
zullen opkammen
we will do
zullen opkammen
you all will do
zullen opkammen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opkammen
I would do
zou opkammen
you would do
zou opkammen
he/she/it would do
zouden opkammen
we would do
zouden opkammen
you all would do
zouden opkammen
they would do
Subjunctive mood
kamme op
I do
kamme op
you do
kamme op
he/she/it do
kamme op
we do
kamme op
you all do
kamme op
they do
Past perfect tense
had opgekamd
I had done
had opgekamd
you had done
had opgekamd
he/she/it had done
hadden opgekamd
we had done
hadden opgekamd
you all had done
hadden opgekamd
they had done
Future perf.
zal opgekamd hebben
I will have done
zal opgekamd hebben
you will have done
zal opgekamd hebben
he/she/it will have done
zullen opgekamd hebben
we will have done
zullen opgekamd hebben
you all will have done
zullen opgekamd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgekamd hebben
I would have done
zou opgekamd hebben
you would have done
zou opgekamd hebben
he/she/it would have done
zouden opgekamd hebben
we would have done
zouden opgekamd hebben
you all would have done
zouden opgekamd hebben
they would have done
Present bijzin tense
opkam
I do
opkamt
you do
opkamt
he/she/it does
opkammen
we do
opkammen
you all do
opkammen
they do
Past bijzin tense
opkamde
I did
opkamde
you did
opkamde
he/she/it did
opkamden
we did
opkamden
you all did
opkamden
they did
Future bijzin tense
zal opkammen
I will do
zult opkammen
you will do
zal opkammen
he/she/it will do
zullen opkammen
we will do
zullen opkammen
you all will do
zullen opkammen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opkammen
I would do
zou opkammen
you would do
zou opkammen
he/she/it would do
zouden opkammen
we would do
zouden opkammen
you all would do
zouden opkammen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opkamme
I do
opkamme
you do
opkamme
he/she/it do
opkamme
we do
opkamme
you all do
opkamme
they do
Du
Ihr
Imperative mood
kam op
do
kamt op
do

Examples of opkammen

Example in DutchTranslation in English
- Er zit een kam op haar jukbeenderen.- Two ridges running down either cheek.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afkammen
demolish
opkalken
do
opkappen
do
opkramen
do
opsommen
enumerate

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

openduwen
push open
openmaken
do
openprikken
pierce
openwerpen
throw open
opgieten
pour
ophikken
do
ophitsen
incite
opkalfateren
do
opkalken
do
opkappen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?