Omzomen (to fringe) conjugation

Dutch

Conjugation of omzomen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
omzoom
I fringe
omzoomt
you fringe
omzoomt
he/she/it fringes
omzomen
we fringe
omzomen
you all fringe
omzomen
they fringe
Present perfect tense
heb omzoomd
I have fringed
hebt omzoomd
you have fringed
heeft omzoomd
he/she/it has fringed
hebben omzoomd
we have fringed
hebben omzoomd
you all have fringed
hebben omzoomd
they have fringed
Past tense
omzoomde
I fringed
omzoomde
you fringed
omzoomde
he/she/it fringed
omzoomden
we fringed
omzoomden
you all fringed
omzoomden
they fringed
Future tense
zal omzomen
I will fringe
zult omzomen
you will fringe
zal omzomen
he/she/it will fringe
zullen omzomen
we will fringe
zullen omzomen
you all will fringe
zullen omzomen
they will fringe
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omzomen
I would fringe
zou omzomen
you would fringe
zou omzomen
he/she/it would fringe
zouden omzomen
we would fringe
zouden omzomen
you all would fringe
zouden omzomen
they would fringe
Subjunctive mood
omzome
I fringe
omzome
you fringe
omzome
he/she/it fringe
omzome
we fringe
omzome
you all fringe
omzome
they fringe
Past perfect tense
had omzoomd
I had fringed
had omzoomd
you had fringed
had omzoomd
he/she/it had fringed
hadden omzoomd
we had fringed
hadden omzoomd
you all had fringed
hadden omzoomd
they had fringed
Future perf.
zal omzoomd hebben
I will have fringed
zal omzoomd hebben
you will have fringed
zal omzoomd hebben
he/she/it will have fringed
zullen omzoomd hebben
we will have fringed
zullen omzoomd hebben
you all will have fringed
zullen omzoomd hebben
they will have fringed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omzoomd hebben
I would have fringed
zou omzoomd hebben
you would have fringed
zou omzoomd hebben
he/she/it would have fringed
zouden omzoomd hebben
we would have fringed
zouden omzoomd hebben
you all would have fringed
zouden omzoomd hebben
they would have fringed
Du
Ihr
Imperative mood
omzoom
fringe
omzoomt
fringe

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afzomen
hem finishing
bezomen
edge trimming
omarmen
embrace
omkomen
die
omvamen
do
omzagen
cut down
opbomen
beam
opkomen
stand up
optomen
cock

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

omhoogvallen
up fall
omvatten
comprise
omverschieten
shoot down
omvlaggen
do
omwikkelen
lap
omwolken
do
omzien
look back
omzwaaien
do
onderbinden
moor
onderhandelen
negotiate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'fringe':

None found.
Learning languages?