Nabouwen (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of nabouwen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bouw na
I do
bouwt na
you do
bouwt na
he/she/it does
bouwen na
we do
bouwen na
you all do
bouwen na
they do
Present perfect tense
heb nagebouwd
I have done
hebt nagebouwd
you have done
heeft nagebouwd
he/she/it has done
hebben nagebouwd
we have done
hebben nagebouwd
you all have done
hebben nagebouwd
they have done
Past tense
bouwde na
I did
bouwde na
you did
bouwde na
he/she/it did
bouwden na
we did
bouwden na
you all did
bouwden na
they did
Future tense
zal nabouwen
I will do
zult nabouwen
you will do
zal nabouwen
he/she/it will do
zullen nabouwen
we will do
zullen nabouwen
you all will do
zullen nabouwen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou nabouwen
I would do
zou nabouwen
you would do
zou nabouwen
he/she/it would do
zouden nabouwen
we would do
zouden nabouwen
you all would do
zouden nabouwen
they would do
Subjunctive mood
bouwe na
I do
bouwe na
you do
bouwe na
he/she/it do
bouwe na
we do
bouwe na
you all do
bouwe na
they do
Past perfect tense
had nagebouwd
I had done
had nagebouwd
you had done
had nagebouwd
he/she/it had done
hadden nagebouwd
we had done
hadden nagebouwd
you all had done
hadden nagebouwd
they had done
Future perf.
zal nagebouwd hebben
I will have done
zal nagebouwd hebben
you will have done
zal nagebouwd hebben
he/she/it will have done
zullen nagebouwd hebben
we will have done
zullen nagebouwd hebben
you all will have done
zullen nagebouwd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou nagebouwd hebben
I would have done
zou nagebouwd hebben
you would have done
zou nagebouwd hebben
he/she/it would have done
zouden nagebouwd hebben
we would have done
zouden nagebouwd hebben
you all would have done
zouden nagebouwd hebben
they would have done
Present bijzin tense
nabouw
I do
nabouwt
you do
nabouwt
he/she/it does
nabouwen
we do
nabouwen
you all do
nabouwen
they do
Past bijzin tense
nabouwde
I did
nabouwde
you did
nabouwde
he/she/it did
nabouwden
we did
nabouwden
you all did
nabouwden
they did
Future bijzin tense
zal nabouwen
I will do
zult nabouwen
you will do
zal nabouwen
he/she/it will do
zullen nabouwen
we will do
zullen nabouwen
you all will do
zullen nabouwen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou nabouwen
I would do
zou nabouwen
you would do
zou nabouwen
he/she/it would do
zouden nabouwen
we would do
zouden nabouwen
you all would do
zouden nabouwen
they would do
Subjunctive bijzin mood
nabouwe
I do
nabouwe
you do
nabouwe
he/she/it do
nabouwe
we do
nabouwe
you all do
nabouwe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
bouw na
do
bouwt na
do

Examples of nabouwen

Example in DutchTranslation in English
- ik wil geen waakhond zijn voor geld... maar als je alles gaat nabouwen, en ik zeg dit figuurlijk... dan gebeurt dat over mijn lijk...- I don't wanna be a money watchdog here... but if you did build everything-- I say this metaphorically-- it'd have to be done over my dead body-- metaphorically.
We hebben uw huis nagebouwd.Everyone's done a terrific job in recreating your home.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbouwen
do
bebouwen
build
inbouwen
drill in
nabauwen
do
najouwen
do
nakauwen
do
ombouwen
convert
opbouwen
build

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?