Naroepen (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of naroepen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
roep na
I do
roept na
you do
roept na
he/she/it does
roepen na
we do
roepen na
you all do
roepen na
they do
Present perfect tense
heb nageroepen
I have done
hebt nageroepen
you have done
heeft nageroepen
he/she/it has done
hebben nageroepen
we have done
hebben nageroepen
you all have done
hebben nageroepen
they have done
Past tense
riep na
I did
riep na
you did
riep na
he/she/it did
riepen na
we did
riepen na
you all did
riepen na
they did
Future tense
zal naroepen
I will do
zult naroepen
you will do
zal naroepen
he/she/it will do
zullen naroepen
we will do
zullen naroepen
you all will do
zullen naroepen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou naroepen
I would do
zou naroepen
you would do
zou naroepen
he/she/it would do
zouden naroepen
we would do
zouden naroepen
you all would do
zouden naroepen
they would do
Subjunctive mood
roepe na
I do
roepe na
you do
roepe na
he/she/it do
roepe na
we do
roepe na
you all do
roepe na
they do
Past perfect tense
had nageroepen
I had done
had nageroepen
you had done
had nageroepen
he/she/it had done
hadden nageroepen
we had done
hadden nageroepen
you all had done
hadden nageroepen
they had done
Future perf.
zal nageroepen hebben
I will have done
zal nageroepen hebben
you will have done
zal nageroepen hebben
he/she/it will have done
zullen nageroepen hebben
we will have done
zullen nageroepen hebben
you all will have done
zullen nageroepen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou nageroepen hebben
I would have done
zou nageroepen hebben
you would have done
zou nageroepen hebben
he/she/it would have done
zouden nageroepen hebben
we would have done
zouden nageroepen hebben
you all would have done
zouden nageroepen hebben
they would have done
Present bijzin tense
naroep
I do
naroept
you do
naroept
he/she/it does
naroepen
we do
naroepen
you all do
naroepen
they do
Past bijzin tense
nariep
I did
nariep
you did
nariep
he/she/it did
nariepen
we did
nariepen
you all did
nariepen
they did
Future bijzin tense
zal naroepen
I will do
zult naroepen
you will do
zal naroepen
he/she/it will do
zullen naroepen
we will do
zullen naroepen
you all will do
zullen naroepen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou naroepen
I would do
zou naroepen
you would do
zou naroepen
he/she/it would do
zouden naroepen
we would do
zouden naroepen
you all would do
zouden naroepen
they would do
Subjunctive bijzin mood
naroepe
I do
naroepe
you do
naroepe
he/she/it do
naroepe
we do
naroepe
you all do
naroepe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
roep na
do
roept na
do

Examples of naroepen

Example in DutchTranslation in English
Echt, ik kan niet geloven dat we hier blijven terwijl we op straat dikzakken kunnen naroepen: je hebt mijn broer opgegeten. Kijk jullie eens aan.Seriously, I can't believe we're just standing here when we could be chasing fat people down the street, yelling, "you ate my brother!"
Mensen riepen na 9/11 dat we niet genoeg deden.People screamed after 9/11 we didn't do enough to prevent it.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afroepen
poll
beroepen
do
inroepen
invoke
omroepen
broadcast
oproepen
call up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

muilkorven
muzzle
najagen
pursue
naleven
do
napperen
do
narijden
drive after
narommelen
do
nasaleren
nasalize
natregenen
do
navlooien
do
nawegen
overpoise

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?