Kopjeduikelen (to somersault) conjugation

Dutch

Conjugation of kopjeduikelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
duikel kopje
I somersault
duikelt kopje
you somersault
duikelt kopje
he/she/it somersaults
duikelen kopje
we somersault
duikelen kopje
you all somersault
duikelen kopje
they somersault
Present perfect tense
heb kopjegeduikeld
I have somersaulted
hebt kopjegeduikeld
you have somersaulted
heeft kopjegeduikeld
he/she/it has somersaulted
hebben kopjegeduikeld
we have somersaulted
hebben kopjegeduikeld
you all have somersaulted
hebben kopjegeduikeld
they have somersaulted
Past tense
duikelde kopje
I somersaulted
duikelde kopje
you somersaulted
duikelde kopje
he/she/it somersaulted
duikelden kopje
we somersaulted
duikelden kopje
you all somersaulted
duikelden kopje
they somersaulted
Future tense
zal kopjeduikelen
I will somersault
zult kopjeduikelen
you will somersault
zal kopjeduikelen
he/she/it will somersault
zullen kopjeduikelen
we will somersault
zullen kopjeduikelen
you all will somersault
zullen kopjeduikelen
they will somersault
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kopjeduikelen
I would somersault
zou kopjeduikelen
you would somersault
zou kopjeduikelen
he/she/it would somersault
zouden kopjeduikelen
we would somersault
zouden kopjeduikelen
you all would somersault
zouden kopjeduikelen
they would somersault
Subjunctive mood
duikele kopje
I somersault
duikele kopje
you somersault
duikele kopje
he/she/it somersault
duikele kopje
we somersault
duikele kopje
you all somersault
duikele kopje
they somersault
Past perfect tense
had kopjegeduikeld
I had somersaulted
had kopjegeduikeld
you had somersaulted
had kopjegeduikeld
he/she/it had somersaulted
hadden kopjegeduikeld
we had somersaulted
hadden kopjegeduikeld
you all had somersaulted
hadden kopjegeduikeld
they had somersaulted
Future perf.
zal kopjegeduikeld hebben
I will have somersaulted
zal kopjegeduikeld hebben
you will have somersaulted
zal kopjegeduikeld hebben
he/she/it will have somersaulted
zullen kopjegeduikeld hebben
we will have somersaulted
zullen kopjegeduikeld hebben
you all will have somersaulted
zullen kopjegeduikeld hebben
they will have somersaulted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou kopjegeduikeld hebben
I would have somersaulted
zou kopjegeduikeld hebben
you would have somersaulted
zou kopjegeduikeld hebben
he/she/it would have somersaulted
zouden kopjegeduikeld hebben
we would have somersaulted
zouden kopjegeduikeld hebben
you all would have somersaulted
zouden kopjegeduikeld hebben
they would have somersaulted
Present bijzin tense
kopjeduikel
I somersault
kopjeduikelt
you somersault
kopjeduikelt
he/she/it somersaults
kopjeduikelen
we somersault
kopjeduikelen
you all somersault
kopjeduikelen
they somersault
Past bijzin tense
kopjeduikelde
I somersaulted
kopjeduikelde
you somersaulted
kopjeduikelde
he/she/it somersaulted
kopjeduikelden
we somersaulted
kopjeduikelden
you all somersaulted
kopjeduikelden
they somersaulted
Future bijzin tense
zal kopjeduikelen
I will somersault
zult kopjeduikelen
you will somersault
zal kopjeduikelen
he/she/it will somersault
zullen kopjeduikelen
we will somersault
zullen kopjeduikelen
you all will somersault
zullen kopjeduikelen
they will somersault
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou kopjeduikelen
I would somersault
zou kopjeduikelen
you would somersault
zou kopjeduikelen
he/she/it would somersault
zouden kopjeduikelen
we would somersault
zouden kopjeduikelen
you all would somersault
zouden kopjeduikelen
they would somersault
Subjunctive bijzin mood
kopjeduikele
I somersault
kopjeduikele
you somersault
kopjeduikele
he/she/it somersault
kopjeduikele
we somersault
kopjeduikele
you all somersault
kopjeduikele
they somersault
Du
Ihr
Imperative mood
duikel kopj
somersault
duikelt kopj
somersault

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

klemzetten
clamp set
klutsen
beat up
kokken
do
konkelfoezen
do
konterfeiten
portray
kopiëren
copy
koppelen
couple
korten
shorten
krenten
do
kribbelen
scribble

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'somersault':

None found.
Learning languages?